ECLI:NL:RBDHA:2023:11389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en terugkeerbesluit van een Somaliër met internationale bescherming in Griekenland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Somaliër, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die in Griekenland internationale bescherming heeft, stelt dat zijn asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt de zaak op 25 juli 2023 en constateert dat de Staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht bij het onderzoek van Bureau Documenten. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht is, omdat eiser niet kan worden teruggestuurd naar Somalië zonder dat zijn veiligheid in het geding komt. De rechtbank vernietigt het besluit van 3 juli 2023 en draagt de Staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19228

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Bij het bestreden besluit van 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft tevens bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en een inreisverbod opgelegd voor twee jaren.
2. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 op zitting behandeld, samen met zaak NL23.19229. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis

3. Eiser heeft op 2 februari 2022 in Nederland asiel aangevraagd.
4. Uit onderzoek is gebleken dat eiser sinds 11 januari 2021 in Griekenland internationale bescherming heeft. Eiser is in Griekenland geregistreerd met de geboortedatum [datum]. Voorts is uit onderzoek gebleken dat eiser op 11 juli 2021 Oostenrijk is ingereisd. Eiser is in Oostenrijk geregistreerd met de geboortedatum [datum].

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
7. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser behoort tot de Gaboye, een minderheidsstam in Somalië. Eiser stelt te zijn gediscrimineerd door leden van de grote stammen. Eisers vader is vermoord door Al-Shabaab. Vervolgens wilden leden van Al-Shabaab eiser rekruteren voor de heilige oorlog. Zij hebben eiser opgepakt en opgesloten in een detentiecentrum, waaruit eiser is ontsnapt. Eiser vreest bij terugkeer door Al-Shabaab te worden vermoord.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris het volgende relevante element:
- identiteit, nationaliteit en herkomst.
De staatssecretaris vindt de nationaliteit van eiser geloofwaardig, maar de identiteit en herkomst niet. Uit de taalanalyse is gebleken dat eiser afkomstig is uit Noord-Somalië en niet, zoals hij heeft gesteld, uit Zuid-Somalië. Eiser heeft tijdens het aanmeldgehoor dusdanig weinig en juiste kennis van de werkelijke situatie van zijn gestelde woonomgeving laten zien dat zijn herkomst niet geloofwaardig wordt geacht. Bovendien heeft eiser in Nederland verklaard dat hij op [datum] is geboren, terwijl hij zowel in Griekenland als in Oostenrijk met een andere geboortedatum geregistreerd staat. Voorts heeft Bureau Documenten vastgesteld dat de documenten die eiser heeft overgelegd ter staving van zijn identiteit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Uit eisers verklaringen is niet gebleken dat hij problemen heeft gehad in Noord-Somalië. Eiser is niet afkomstig uit een gebied in Zuid- of Centraal-Somalië dat door Al-Shabaab wordt gecontroleerd. Daarom is eiser geen vluchteling zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en loopt hij bij terugkeer naar Somalië evenmin een reëel risico op ernstige schade.
De gestelde minderjarigheid van eiser
9. Eiser voert aan dat het onderzoek naar zijn leeftijd niet zorgvuldig is geweest. Uit het proces-verbaal van de AVIM blijkt niet dat de medewerkers eiser op iets anders hebben geschouwd dan op uiterlijke kenmerken. Bovendien heeft de hoormedewerker van de IND in tegenstelling tot de AVIM-medewerkers geen stoppels of duidelijk zichtbare adamsappel waargenomen. De staatssecretaris had daarom moeten onderzoeken of aan de leeftijdsregistratie in Griekenland brondocumenten ten grondslag lagen, zeker nu eiser heeft verklaard dat hij in Griekenland een akte heeft overgelegd waarop zijn geboortedatum staat. Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat de staatssecretaris niet zonder meer kon afgaan op het onderzoek van Bureau Documenten ten aanzien van de identiteitsbevestiging en de geboorteakte die eiser heeft overgelegd. Er zijn namelijk twee rapportages met elk een andersluidende conclusie over dezelfde documenten. Tot slot heeft eiser ter onderbouwing van zijn gestelde geboortedatum (en herkomst) in beroep een kopie van een akte van het Dharkenley District Court Mogadishu overgelegd.
10. Werkinstructie 2018/19, geldend op het moment van de leeftijdsbepaling van eiser, vermeldt hoe de staatssecretaris de leeftijd van gesteld minderjarige vreemdelingen vaststelt. Dit beleid is door de Afdeling niet onredelijk bevonden. [1] De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris eisers meerderjarige leeftijd volgens dit beleid heeft vastgesteld. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag gesteld dat hij is geboren op [datum]. Eiser heeft ten tijde van zijn aanvraag geen documenten overgelegd waaruit zijn minderjarigheid blijkt. Daarom heeft tweemaal een leeftijdsschouw plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van de AVIM van 2 februari 2022 volgt dat twijfel bestaat over de opgegeven geboortedatum. Een hoormedewerker van de IND heeft tijdens het aanmeldgehoor van 10 maart 2022 geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. De staatssecretaris heeft vervolgens onderzocht onder welke geboortedatum eiser in Griekenland en in Oostenrijk geregistreerd stond. De staatssecretaris heeft de in Griekenland geregistreerde geboortedatum, [datum], overgenomen.
10.1.
De rechtbank volgt niet eisers stelling dat de leeftijdsbepaling niet zorgvuldig is geweest. Uit het proces-verbaal van de AVIM blijkt dat de leeftijdsschouw is verricht aan de hand van lichamelijke kenmerken, verklaringen en signalen. Het feit dat de AVIM medewerkers wel een duidelijk zichtbare adamsappel en stoppels hebben waargenomen en de hoormedewerker van de IND niet, leidt niet tot een ander oordeel. Het beleid van de staatssecretaris is er immers op gericht om in het geval van niet gelijkluidende bevindingen uit de leeftijdsschouw nader onderzoek te verrichten, hetgeen de staatssecretaris in eisers situatie heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in eisers verklaringen terecht geen aanleiding gezien om de Griekse autoriteiten te verzoeken om onderliggende brondocumenten. De staatssecretaris heeft er daarbij op kunnen wijzen dat eisers verklaring dat hij een nationaliteitsverklaring heeft overgelegd met daarop zijn juiste geboortedatum, maar dat de Griekse autoriteiten hem desondanks een andere geboortedatum zouden hebben gegeven die beter bij hem zou passen, niet aannemelijk is. De rechtbank acht hierbij tevens van belang dat eiser heeft verklaard dat hij in Oostenrijk eveneens zijn juiste geboortedatum zou hebben opgegeven, maar dat de autoriteiten ook daar niet naar hem wilden luisteren en een verkeerde geboortedatum noteerden. [2]
10.2.
De staatssecretaris mag, gelet op het voorgaande, in beginsel uitgaan van de juistheid van de leeftijdsregistratie van de Griekse autoriteiten. Het is vervolgens aan eiser om de gestelde minderjarigheid aan te tonen door middel van authentieke en identificerende documenten of een leeftijdsonderzoek. Eiser heeft op 26 april 2022 een geboorteakte en een identiteitsbevestiging overgelegd. Bureau Documenten heeft deze documenten onderzocht.
10.2.1.
De rechtbank stelt vast dat Bureau Documenten twee verklaringen van onderzoek over de documenten heeft afgegeven. De verklaring van 18 augustus 2022 vermeldt onder ‘controle’ zowel over de identiteitsbevestiging als de geboorteakte dat de opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal. De ‘conclusie’ over beide documenten luidt vervolgens dat deze gelet op het beschikbare vergelijkingsmateriaal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt zijn, dat geen uitspraak kan worden gedaan over de opmaak en afgifte van de documenten en dat niet kan worden vastgesteld of de documenten inhoudelijk juist zijn. De verklaring van 8 december 2022 vermeldt onder ‘controle’ over beide documenten dat de opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare referentie- en vergelijkingsmateriaal. De ‘conclusie’ vermeldt over beide documenten dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven en dat niet kan worden vastgesteld of de documenten inhoudelijk juist zijn.
10.2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht de staatssecretaris zijn standpunt over de overgelegde documenten niet zonder nadere motivering baseren op de verklaring van Bureau Documenten van 8 december 2022. De staatssecretaris had allereerst moeten motiveren waarom in eisers situatie een tweede onderzoek heeft plaatsgevonden. Nu uit zowel de verklaring van 18 augustus 2022 als die van 8 december 2022 blijkt dat de opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal, maar de conclusies geheel uiteenlopen, lag het voorts op weg van de staatssecretaris om in het kader van zijn vergewisplicht na te gaan en inzichtelijk te maken waarop dit verschil gebaseerd is. De enkele verklaring van de staatssecretaris ter zitting dat nieuwe informatie beschikbaar is over Somalische documenten acht de rechtbank daartoe niet toereikend. Deze beroepsgrond slaagt daarom.
De gestelde herkomst van eiser
11. Eiser voert aan dat de uitkomst van de taalanalyse niet inzichtelijk is, omdat uit de inhoud van het rapport blijkt dat een deel van de opname niet kon worden gebruikt doordat de Noord-Somalische tolk woorden in het Noord-Somalisch heeft voorgezegd. Bovendien gaat het rapport voorbij aan de mogelijkheid van taalaccomodatie en aan het feit dat eisers moeder afkomstig is uit Noord-Somalië en eisers gezin weinig contact had met de bevolking in Zuid-Somalië. Eiser wijst er voorts op dat er sinds het stoppen van de Taalstudio geen Nederlandstalig bureau meer is waar een contra-expertise kan worden verricht. Er is dus geen redelijke mogelijkheid om op te komen tegen de taalanalyse, terwijl daarvan in het beleid van de staatssecretaris wel wordt uitgegaan.
12. Uit het rapport van de taalanalyse blijkt dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië, terwijl gelet op de herkomst en levensloop van eiser redelijkerwijs verwacht wordt dat hij een beheersing op moedertaalniveau heeft van een vorm van Zuid-Somalische zoals dat gangbaar is in zijn gestelde herkomstgebied in Halgan. Het rapport vermeldt voorts dat niet aannemelijk is dat eiser de Noord-Somalische taalvariant van zijn moeder heeft overgenomen aangezien hij stelt gesocialiseerd te zijn in Zuid-Somalië en dat eiser niet in staat is om uitgebreide, correcte en gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn gestelde herkomstgebied. De rechtbank stelt vast dat de taalanalist de spraak van eiser heeft beoordeeld aan de hand van zijn uitspraak, woordkeuze en grammatica. Deze drie punten komen volgens de analyse niet overeen met het Zuid-Somalisch.
12.1.
In het weerwoord taalanalyse van 28 juni 2023 naar aanleiding van eisers zienswijze wordt ingegaan op eisers stelling dat onvoldoende bij de beoordeling is betrokken dat eisers moeder afkomstig zou zijn uit Bro’o en dat eisers gezin weinig mixte met de bevolking in Zuid-Soedan. Het weerwoord vermeldt daarover dat het niet voorstelbaar is dat iemand gedurende de gehele taalverwervingsfase (1-15 jaar) uitsluitend omgaat met zijn moeder en geen enkele andere taal-input ontvangt. Eiser kan zijn gestelde herkomst uit Halgan in Zuid-Somalië niet aannemelijk maken door uitsluitend een taalvariant te spreken die in Halgan en omstreken niet gangbaar is.
12.2.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht de staatssecretaris afgaan op de resultaten van de taalanalyse. Allereerst heeft de staatssecretaris ter zitting voldoende toegelicht waarom een deel van de opname buiten beschouwing is gelaten, namelijk omdat de tolk Noord-Somalische woorden voorzegde. Daarbij heeft de staatssecretaris tevens aangegeven dat dit gedeelte van de opname niet is opgenomen in het rapport en niet heeft bijgedragen aan de conclusies van de taalanalyse, waardoor dit naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk doet aan de totstandkoming en inhoud van het rapport.
12.3.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport taalanalyse op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, dat de redenering begrijpelijk is en dat de getrokken conclusie daarop aansluit. De staatssecretaris mocht ten aanzien van eisers stelling dat de -gestelde- Noord-Somalische afkomst van zijn moeder van invloed zou zijn op zijn taalgebruik afgaan op hetgeen het weerwoord taalanalyse daarover vermeldt. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat eiser zijn taalgebruik heeft aangepast aan de Noord-Somalische tolk (zogeheten taalaccomodatie). Eiser heeft niet onderbouwd of geconcretiseerd dat het verschijnsel taalaccomodatie, voor zover daarvan bij hem al sprake zou zijn, in zijn geval er toe heeft geleid dat hij zijn spraakgebruik op de punten uitspraak, woordkeuze en grammatica volledig zou hebben aangepast aan zijn gesprekspartner (de tolk). Eisers stelling dat het niet meer mogelijk zou zijn om een contra-expertise te laten verrichten, leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten de vraag wat de consequenties zouden moeten zijn als het laten verrichten van een contra-expertise daadwerkelijk feitelijk onmogelijk zou zijn, heeft eiser zijn stelling dat hij geprobeerd heeft een taalanalist te vinden en dat hij hiervoor contact heeft gezocht met Vluchtelingenwerk niet gedocumenteerd onderbouwd of inzichtelijk gemaakt welke pogingen hij heeft ondernomen om een deskundige te vinden voor het verrichten van een contra-expertise.
12.4.
Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris de gestelde herkomst van eiser ongeloofwaardig kunnen vinden.
De internationale bescherming in Griekenland
13. Eiser voert voorts aan dat de staatssecretaris met toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit moet gaan dat de vaststelling van de Griekse autoriteiten dat eiser internationale bescherming nodig heeft juist is.
14. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft op 23 maart 2023 geoordeeld dat de Nederlandse autoriteiten er op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mogen gaan dat de andere lidstaat de asielaanvraag zorgvuldig heeft beoordeeld en ingewilligd, maar dat de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet zover strekt dat het verplicht tot wederzijdse erkenning van asielbeslissingen. [3] De rechtbank ziet geen aanleiding om in de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Het terugkeerbesluit
15. Eiser stelt zich op het standpunt dat op basis van het feit dat eiser in Griekenland internationale bescherming heeft geen terugkeerbesluit kan worden genomen en geen inreisverbod en signalering kan worden opgelegd.
16. Op grond van artikel 62a, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 62a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [4] , wordt de vreemdeling die in bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven. Als de vreemdeling daaraan geen gevolg geeft, wordt een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
16.1.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris eiser niet heeft opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van Griekenland te begeven. Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat ervoor gekozen is om een terugkeerbesluit op te leggen, om eiser te beschermen tegen een situatie van verregaande materiële deprivatie waarin hij als statushouder bij terugkeer naar Griekenland terecht zou kunnen komen.
16.2.
De rechtbank begrijpt de uitleg van de staatssecretaris aldus dat het volgens hem niet mogelijk is om eiser op te dragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van Griekenland te begeven, omdat eiser niet gedwongen kan worden daadwerkelijk naar Griekenland te vertrekken gelet op de situatie van statushouders aldaar. Dat neemt echter niet weg dat art. 62a van de Vw naar het oordeel van de rechtbank niet voorziet in het bij voorbaat opleggen van een terugkeerbesluit als een vreemdeling in een andere lidstaat een geldige verblijfsvergunning heeft, tenzij met name de openbare orde of nationale veiligheid dat vereist. [5]

Conclusie en gevolgen

17. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris eveneens ten onrechte een terugkeerbesluit genomen en een inreisverbod en signalering opgelegd. Het beroep daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
17.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen. Daarbij moet de staatssecretaris rekening houden met deze uitspraak, en meer in het bijzonder ten aanzien van de verklaring van Bureau Documenten van 8 december 2022 moeten voldoen aan zijn vergewisplicht.
17.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 3 juli 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3147)
2.Zie p. 17 van het nader gehoor
4.Vreemdelingenwet 2000
5.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 24 februari 2021 (ECLI:EU:C:2021:127), overweging 35