ECLI:NL:RBDHA:2023:11388
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake nareis aanvragen voor asielzoekers en hun kinderen
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvragen zijn op 25 november 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 23 mei 2023, een besluit moeten nemen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 30 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 14 juni 2023 is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft eiseres vrijgesteld van griffierecht en heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht is verstreken.
Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.