ECLI:NL:RBDHA:2023:11385
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvraag voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend door de referent op 6 december 2022, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door de staatssecretaris verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor een besluit 6 juni 2023 was. Eiseres heeft de staatssecretaris op 8 juni 2023 in gebreke gesteld, en het beroep is op 24 juni 2023 ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om de staatssecretaris op te dragen binnen acht weken een besluit te nemen en heeft tevens een dwangsom verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist en heeft een termijn van twintig weken opgelegd voor het nemen van een besluit. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris € 1.082 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiseres moet betalen, aangezien er 34 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Daarnaast zijn de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.