ECLI:NL:RBDHA:2023:11377
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvragen voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op de aanvragen voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvragen zijn op 2 december 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 2 juni 2023, een besluit moeten nemen. Echter, er is geen besluit genomen binnen deze termijn, waardoor eiseres op 6 juni 2023 de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is op 27 juni 2023 ingesteld, en de rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft eiseres vrijgesteld van griffierecht en heeft geoordeeld dat de staatssecretaris binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvragen. Tevens is de staatssecretaris een dwangsom van € 100 per dag verschuldigd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de ingebrekestelling 34 dagen zijn verstreken, waardoor de staatssecretaris € 1.082 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en eiseres geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.