In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N.C. Blomjous, had beroep aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.M. Luik, waarin aan hem op 8 juli 2023 de maatregel van bewaring werd opgelegd. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die aanvoert dat de ophouding onrechtmatig is omdat er een tijdsverschil van 12 minuten was tussen de strafrechtelijke heenzending en de aanvang van de ophouding. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring rechtmatig heeft opgelegd, ondanks de geconstateerde gebreken in de procedure. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wegen dan de geconstateerde tekortkomingen, en dat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar de staatssecretaris wordt wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-.