ECLI:NL:RBDHA:2023:11374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16610
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 5 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een andere zaak, op 14 juli 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Litouwen zijn internationale verplichtingen jegens eiser zal nakomen. Eiser had betoogd dat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvang in Litouwen, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16610

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.16611, op 14 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is in deze uitspraak van oordeel dat de staatssecretaris ten aanzien van Litouwen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag gaan en dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening naar zich toe had hoeven trekken. Het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Litouwen een verzoek om overname gedaan. Litouwen heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
Mag de staatssecretaris voor Litouwen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat er ten aanzien van Litouwen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiser is er sprake van ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorziening. Hierbij wijst eiser op het rapport van Amnesty International van 27 juni 2022 en de uitspraak van het Duitse Verwaltungsgericht Hannover van 23 februari 2022 [2] . Volgens eiser loopt hij als Dublinclaimant het risico om gedetineerd te worden. Daarnaast is er in de opvangcentra sprake van geweld door de beveiliging van de opvang. Verder is de asielprocedure niet gericht op een individuele objectieve beoordeling, maar is er sprake van uitzetting zonder beoordeling. Ook is in april 2023 een wetwijziging aangenomen die (illegale) pushbacks mogelijk maakt. Eiser loopt bij terugkeer het risico om slachtoffer te worden van deze pushbacks. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2022 [3] waarbij is geoordeeld dat de staatssecretaris niet zonder nader onderzoek asielzoekers kan overdragen aan Kroatië. Volgens eiser is dezelfde situatie nu ook aan de orde voor Litouwen. Verder zijn er volgens eiser geen garanties dat Litouwen zijn verzoek om internationale bescherming in behandeling gaat nemen. Uit het claimakkoord blijkt enkel dat Litouwen eiser zal overnemen.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Als uitgangspunt geldt dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Litouwen zijn internationale verplichtingen jegens eiser zal nakomen. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat er niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Hierin is eiser niet geslaagd. Het beroep op het rapport van Amnesty en de uitspraak van het Duitse Verwaltungsgericht zijn immers in recente rechtspraak beoordeeld. [5] Uit deze beoordeling volgt dat ten aanzien van Litouwen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan en dat het Litouwse asiel en opvangsysteem geen fundamentele tekortkomingen heeft. Eiser onderbouwt zijn betoog dat hij als Dublinclaimant het risico loopt om gedetineerd te worden niet nader. Hij volstaat met een verwijzing naar het rapport van Amnesty. [6] Maar eiser legt niet uit waarom hij als Dublinclaimant risico loopt om gedetineerd te worden. Het betoog van eiser maakt daarom niet dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De verwijzing van eiser naar de wetswijziging die pushbacks mogelijk maakt, maakt dit ook niet anders. Eiser is er niet in geslaagd concreet te maken dat hij als Dublinclaimant het risico loopt op pushbacks. Verder maakt eiser niet duidelijk waarom in Litouwen sprake is van dezelfde situatie als in Kroatië. In de uitspraak van de Afdeling waar eiser naar verwijst, heeft de Afdeling geoordeeld dat sprake moet zijn van concrete aanknopingspunten dat een land zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Eiser voert dergelijke aanknopingspunten niet aan. Daarnaast garandeert Litouwen met het gegeven claimakkoord dat het asielverzoek van eiser in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld met toepassing van alle Europese wet- en regelgeving op het gebied van het asielrecht. Het ligt op de weg van eiser om over eventuele problemen te klagen bij de Litouwse autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser deze mogelijkheid niet heeft gehad of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling had moeten nemen.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat dat de staatssecretaris terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de staatssecretaris terughoudend.
6.1.1.
De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom geen gebruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat de overdracht van eiser voor de behandeling van zijn asielverzoek van onevenredige hardheid getuigt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verwaltungsgericht Hannover 23 februari 2022, ECLI:DE:VGHANNO:2022:0223.12B6475.21.00.
3.ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042.
4.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864, r.o. 8.
5.ABRvS 1 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3166. In die uitspraak wordt Rechtbank Den Haag, z.p. Den Haag, 17 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10737, bevestigd.
6.Mededeling van eisers gemachtigde op de zitting.