ECLI:NL:RBDHA:2023:11270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 29 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dit besluit is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat door Duitsland is geaccepteerd. Eiser had eerder vingerafdrukken afgegeven in Duitsland, wat volgens de rechtbank betekent dat hij daar een asielaanvraag heeft ingediend.

Eiser voerde aan dat hij gedwongen was zijn vingerafdrukken af te staan en dat dit niet automatisch betekent dat hij een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet de bescherming kan krijgen die hij nodig heeft in Duitsland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14301

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Eiser voert aan dat het slechts geven van de vingerafdrukken in Duitsland niet automatisch inhoudt dat daar ook een asielaanvraag is ingediend. Tevens is eiser gedwongen zijn vingerafdrukken af te staan. Eiser geeft aan geen asiel in Duitsland te hebben aangevraagd en heeft ook geen documenten ondertekend waaruit zou moeten blijken dat hij in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend.
5.1.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiser zo dat hij stelt dat de Dublinclaim ten onrechte is gebaseerd op de aanname dat Duitsland eiser moet terugnemen omdat eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris had een andere grondslag moeten gebruiken. De rechtbank volgt dat niet. Uit artikel 11, aanhef en onder d, van de Eurodac-verordening [2] volgt dat in het centraal systeem het referentienummer wordt vastgesteld dat door de lidstaat van oorsprong wordt gebruikt. Uit artikel 24, derde lid, van de Eurodac-verordening blijkt dat het referentienummer het mogelijk maakt dat gegevens ondubbelzinnig aan een persoon en aan de lidstaat die de gegevens toezendt kunnen worden gekoppeld. Voorts kan uit dat nummer worden opgemaakt of het gaat om een asielzoeker. Volgens het vierde lid van dit artikel begint het referentienummer met de kenletter(s) waarmee de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden wordt aangeduid. Na de kenletter(s) volgt de identificatie van de personencategorie. De rechtbank begrijpt dit zo, dat het gaat om het eerste cijfer na de kenletter(s). Uit dit artikellid in samenhang met artikel 9, eerste lid, van de Eurodac-verordening volgt dat gegevens van asielzoekers worden aangeduid met “1”. Verder volgt uit artikel 24, vierde lid, in samenhang met artikel 14, eerste lid, van de Eurodac-verordening dat gegevens van derdelanders die zijn aangehouden in verband met illegaal overschrijden van de grens van de lidstaat, worden aangeduid met “2”.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat uit het Eurodac-resultaat volgt dat eiser in Duitsland op 19 november 2022 is geregistreerd met referentienummer [referentienummer] . Daaruit leidt de rechtbank – anders dan eiser stelt – af dat eiser in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook vanuit gaan dat Eurodac-registraties zorgvuldig plaatsvinden. [3]
5.4.
Eisers betoog dat Duitsland zonder te beschikken over alle relevante informatie, namelijk dat eiser eerder ook in Polen is geweest, het claimverzoek heeft geaccepteerd en dat dit claimakkoord om die reden niet geldig is volgt de rechtbank verder niet. Zoals de staatssecretaris op zitting terecht heeft gesteld was Duitsland wél op de hoogte van eisers reisroute, waaronder de reis door Polen. De staatssecretaris heeft bij het claimverzoek onder het kopje ‘Andere nuttige informatie’ namelijk melding gemaakt van deze verklaring van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kan ten aanzien van Duitsland worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiser voert verder aan dat voor zover uit Eurodac blijkt dat hij wel een asielaanvraag in Duitsland zou hebben gedaan, de staatssecretaris had moeten onderzoeken hoe dat proces is verlopen. Volgens eiser hebben de Duitse autoriteiten hem namelijk gebrekkig geïnformeerd en op het verkeerde been gezet. De Duitse autoriteiten hebben aangegeven dat de vingerafdrukken slechts bedoeld waren voor het antecedentenonderzoek en vanwege zijn illegale inreis. Ook in Polen heeft eiser vingerafdrukken moeten afstaan, omdat hij illegaal in Polen was gekomen. De Duitse autoriteiten hebben eiser niet verteld over de gevolgen van het verder doorvluchten naar een andere lidstaat en hebben geen moeite gedaan hem dit te willen uitleggen.
6.1.
Voor zover eiser stelt dat hij onder dwang zijn vingerafdrukken heeft moeten afstaan en dat dat in strijd zou zijn met internationale verplichtingen, overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel er vanuit mag gaan dat Duitsland haar internationale verplichtingen nakomt. Daar komt nog bij dat, zoals de staatssecretaris terecht stelt, de Duitse autoriteiten op grond van de Eurodac-verordening verplicht zijn om vingerafdrukken af te nemen van illegaal op hun grondgebied binnengekomen vreemdelingen. Indien eiser van mening is dat dat niet het geval is, dient hij zich te wenden tot de daartoe bevoegde (hogere) Duitse autoriteiten om te klagen. Niet gesteld of gebleken is dat die (hogere) autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen. Hoe de Duitse autoriteiten eiser precies hebben geïnformeerd tijdens het afnemen van zijn vingerafdrukken maakt de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de asielaanvraag van eiser verder niet anders. De staatssecretaris hoefde daar daarom geen onderzoek naar te doen.
Kan eiser een geslaagd beroep doen op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris toepassing had moeten geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Volgens eiser is er in Duitsland een reisagent of mensensmokkelaar die hem bedreigt. Eiser is bang dat hij gezocht wordt in Duitsland en dat hij een reëel risico loopt om mishandeld te worden door de reisagent of mensensmokkelaar.
7.1.
De rechtbank overweegt dat in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat dat de staatssecretaris terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening. Verder staat er – voor zover van belang – dat de staatssecretaris de bevoegdheid in ieder geval gebruikt in de situatie dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om deze hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de staatssecretaris terughoudend. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Duitse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen met of beschermen tegen de problemen die hij vreest van de reisagent of mensensmokkelaar. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zich bij voorkomende problemen daarbij niet kan wenden tot de daartoe bevoegde hogere autoriteiten. De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook vanuit gaan dat de daartoe bevoegde (hogere) autoriteiten eiser kunnen en willen beschermen. Daarnaast heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat sprake is van een bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser voor de behandeling van zijn asielverzoek van onevenredige hardheid getuigt.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
8. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.
3.Vergelijk ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147 en ABRvS 26 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2659.