Op 31 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een asielaanvraag van een Syrische vreemdeling. De eiser had op 19 augustus 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde op 15 april 2023 dat de Staatssecretaris opnieuw moest beslissen op de aanvraag. Eiser stelde de Staatssecretaris in gebreke wegens het niet tijdig beslissen en stelde beroep in tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verstreken en eiser rechtsgeldig in gebreke had gesteld. De rechtbank bepaalde dat de Staatssecretaris binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moest nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang meer was. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.