ECLI:NL:RBDHA:2023:11266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
NL23.12173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 21 april 2023 afgewezen, met als reden dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 29 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Roemenië een reëel risico loopt op refoulement. De rechtbank stelt vast dat de Roemeense autoriteiten zich aan de Europese asielrichtlijnen en internationale verplichtingen houden, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de Roemeense autoriteiten niet in staat zijn om zijn asielaanvraag op een zorgvuldige manier te behandelen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet voldoende individuele omstandigheden heeft aangetoond die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Eliya),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 april 2023 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.
Is eiser ten onrechte niet aanvullend gehoord?
5. Eiser betoogt dat hij aanvullend gehoord had moeten worden. Volgens eiser heeft hij niet alles kunnen verklaren over zijn persoonlijke situatie en de redenen waarom hij niet naar Roemenië kan terugkeren. Daardoor heeft de staatssecretaris zijn persoonlijke situatie niet goed kunnen beoordelen. Verder betoogt eiser dat hij meer binding heeft met Nederland dan met Roemenië. Zo is eiser sinds 26 juni 2023 werkzaam in Nederland en is hij zeer actief in de kerk en bij de activiteiten die de kerk in Nederland organiseert.
5.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is namelijk van oordeel dat eiser voldoende mogelijkheden heeft gehad om de eventuele aanvullende verklaringen of opmerkingen naar voren te brengen. Zo geeft eiser zelf aan het einde van het aanmeldgehoor aan dat hij geen aanvullende op- of aanmerkingen meer wil toevoegen en dat hij tijdens het gehoor alle bezwaren tegen Roemenië kenbaar heeft gemaakt en alles heeft uitgelegd wat hij in Roemenië heeft meegemaakt. [2] Bovendien heeft eiser de mogelijkheid gekregen om zijn verklaringen en eventuele bezwaren tegen terugkeer naar Roemenië aan te vullen door middel van de correcties en aanvullingen. Eiser heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Ook in de zienswijze of in beroep heeft eiser (desgevraagd) niet verteld wat hij aanvullend nog had willen verklaren. De rechtbank ziet daarom niet in waarom de staatssecretaris eiser aanvullend had moeten horen. De rechtbank concludeert dus, anders dan eiser, dat er geen sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek. Het beroep op artikel 3:2 van de Awb slaagt niet.
Loopt eiser in Roemenië een risico op (indirect) refoulement?
6. Eiser betoogt dat hij bij terugkeer naar Roemenië een (indirect) risico loopt op refoulement. In de eerste plaats betoogt eiser dit risico te lopen omdat de opvang in Roemenië slecht is. Tijdens zijn verblijf heeft eiser in detentie gezeten, waar hij geen eten of drinken heeft gekregen. Verder betoogt eiser dat hij geen asiel meer kan aanvragen in Roemenië, waardoor hij hoe dan ook geen recht op opvang zal hebben. Hij zal dan door middel van pushbacks worden uitgezet naar Servië of worden teruggestuurd naar Syrië. Eiser betoogt dat dit in strijd is met het verbod op refoulement en dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een onmenselijke vernederende behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. Eiser betoogt verder dat van hem niet verwacht kan worden dat hij een klacht indient in Roemenië, aangezien hij daar al werd uitgelachen toen hij om eten of drinken vroeg. Ook geeft eiser aan dat hij is bedreigd met het feit dat hij teruggestuurd zal worden naar Syrië als hij geen vingerafdrukken wilde afstaan. De Roemeense autoriteiten stellen verder volgens eiser ten onrechte dat hij op 8 november 2022 is ondergedoken. Daardoor is er ook geen vertrouwen meer in de Roemeense autoriteiten. Om die reden kan volgens eiser ook niet langer worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, aangezien de Roemeense autoriteiten kennelijk onjuiste informatie verstrekken. Eiser betoogt dat de staatssecretaris in het bestreden besluit niet voldoende heeft gereageerd op deze omstandigheden. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 3 februari 2023 [3] en een uitspraak van het Italiaanse Tribunaal van Genua van 21 oktober 2021. Uit deze uitspraken volgt volgens eiser dat onder andere als gevolg van pushbacks ten aanzien van Roemenië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst verder naar een rapport van Klikaktiv.
6.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat Roemenië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielverzoek. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel is daarbij het uitgangspunt en de Roemeense autoriteiten hebben door het terugnameverzoek te accepteren toegezegd de asielaanvraag van de eiser in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen en internationale verplichtingen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft, ook recent nog, geoordeeld dat ten aanzien van Roemenië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Roemeense autoriteiten een nieuw verzoek om internationale bescherming niet zullen behandelen overeenkomstig de (internationale) verplichtingen. Gelet op het claimakkoord mag er ook van worden uitgegaan dat de Roemeense autoriteiten een verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling nemen. De stelling dat hij in Roemenië niet in gelegenheid zou worden gesteld om een nieuwe asielaanvraag in te dienen, heeft eiser niet onderbouwd. De staatssecretaris gaat er daarbij ook terecht vanuit dat eiser zich bij voorkomende problemen bij het indienen van de asielaanvraag kan wenden tot de daartoe geëigende (hogere) autoriteiten in Roemenië. Niet gesteld of gebleken is dat die mogelijkheid voor eiser niet bestaat.
6.2
De rechtbank overweegt verder dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat ten aanzien van Roemenië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dus ook dat de gestelde pushbacks ook gelden voor Dublinclaimanten. Het Klikaktiv rapport geeft hiervoor te weinig aanknopingspunten, aangezien het rapport vier Dublinclaimanten betreft die stellen te zijn uitgezet over een periode van twee jaar, waarvan er in één zaak documenten zijn aangevoerd die de uitzetting onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet voldoende concreet bewijs om te kunnen concluderen dat er sprake is van een reëel risico op pushbacks bij Dublinclaimanten. [5]
De staatssecretaris gaat er verder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook hier terecht vanuit dat eiser zich bij voorkomende problemen kan wenden tot de daartoe bevoegde (hogere) autoriteiten. Anders dan eiser stelt leidt de rechtbank uit eisers verklaring dat hij werd uitgelachen toen hij om eten en drinken vroeg niet af dat de Roemeense autoriteiten hem niet konden of wilden helpen. Daaruit blijkt namelijk niet dat eiser zich om zijn beklag te doen over deze gang van zaken niet kon wenden tot de hogere autoriteiten, terwijl het wel aan eiser is om dat aannemelijk te maken. Dat de Roemeense autoriteiten volgens eiser verder verkeerde informatie geven over het al dan niet onderduiken, maakt het voorgaande ook niet anders. De staatssecretaris mag er namelijk op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat de informatie die de Roemeense autoriteiten verstrekken juist is. Dat het Italiaanse Tribunaal van Genua daarover anders oordeelt maakt het voorgaande verder niet anders. Zonder nadere onderbouwing is het de rechtbank niet duidelijk op grond van welke informatie het Tribunaal van Genua tot haar conclusie is gekomen, zodat die conclusie niet zonder meer te volgen is. Daarbij komt dat het aan eiser is om te onderbouwen dat en waarom niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Is er een fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid van Nederland en Roemenië?
7. Eiser voert aan dat sprake is van een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Roemenië. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de hiervoor al genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 3 februari 2023.
7.1.
Eiser betoogt dat er sprake is van een verschil in beschermingsbeleid tussen Roemenië en Nederland aangaande Syrische vluchtelingen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 volgt dat de bewijslast hiervoor bij eiser ligt. Om aan de bewijslast te voldoen moet hij ten eerste algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Dat evidente en fundamentele verschil moet erin gelegen zijn dat op voorhand duidelijk is – dus zonder een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag – dat eiser in de verantwoordelijke lidstaat op grond van het algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland in beginsel wel krijgt. Alleen dan kan wegens het verschil in beschermingsbeleid sprake zijn van een fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid in de zin van het Jawo-arrest, punt 91 tot 93, haalt. Daarnaast moet een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren brengen die erop wijzen dat niet alleen het bestuursorgaan, maar ook de rechter in de verantwoordelijke lidstaat hem niet zal beschermen tegen refoulement. Het bestuursorgaan en de rechterlijke instantie in de verzoekende lidstaat mogen er immers in beginsel op vertrouwen dat in de verantwoordelijke lidstaat het recht op een daadwerkelijk en doeltreffend rechtsmiddel in de ontvangende lidstaat is gewaarborgd. Wanneer eiser aan die bewijslast heeft voldaan is het aan de staatssecretaris om alle twijfel over een mogelijk risico bij overdracht weg te nemen. [6]
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aan deze bewijslast voldaan. Anders dan in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, waar eiser naar verwijst, heeft eiser geen informatie overgelegd waaruit volgt dat hem in Roemenië geen internationale bescherming wordt geboden, terwijl hij dat in beginsel in Nederland wel krijgt. Zo heeft eiser geen (vertaalde) versie van een aan hem opgelegd afwijzend asielbesluit overgelegd of anderszins aangetoond dat zijn asielaanvraag in Roemenië is afgewezen en dat hij verplicht is terug te keren naar Syrië. Voor zover eiser betoogt dat op grond van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, moet worden aangenomen dat dat geldt voor iedere Syrische vreemdeling die in Roemenië asiel aanvraagt, overweegt de rechtbank dat in de zaak die speelde bij deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, de vreemdeling weliswaar aannemelijk had gemaakt dat zijn aanvraag door het verantwoordelijke bestuursorgaan was afgewezen, maar dat nog niet was gebleken dat de Roemeense rechter dat beleid ook goedkeurt. Ook in die zaak strandde deze beroepsgrond dus. Eiser heeft ook in de onderhavige zaak niet met stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt dat de Roemeense rechter een eventueel van het Nederlandse beleid afwijkend beschermingsbeleid goedkeurt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van bijzondere, individuele omstandigheden zoals genoemd in artikel 17 van de Dublinverordening?
8. Eiser betoogt dat er bij de beoordeling van zijn asielrelaas onvoldoende rekening is gehouden met zijn bijzondere, individuele omstandigheden in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser voert aan dat zijn individuele belangen onvoldoende zijn afgewogen. Eiser betoogt hij voldoende concrete aanwijzingen, feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan Nederland zijn asielverzoek in behandeling moet nemen. Eiser is sinds 26 juni 2023 werkzaam bij een bedrijf in Nederland. Hij heeft hiervoor een tewerkstellingsvergunning van het UWV ontvangen. Ook is eiser actief binnen de kerk. Hij is als vrijwilliger werkzaam bij de [kerkgemeenschap] in [plaats] en zet zich in voor activiteiten.
8.1.
De rechtbank overweegt dat in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat dat de staatssecretaris terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening. Verder staat er – voor zover van belang – dat de staatssecretaris de bevoegdheid in ieder geval gebruikt in de situatie dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de staatssecretaris terughoudend. Zoals hierboven al is geoordeeld gaat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel terecht vanuit dat Roemenië de asielaanvraag van eiser in behandeling neemt en dat zij zich daarbij houdt aan alle geldende internationale verplichtingen. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in het feit dat eiser actief is binnen de kerk en werkzaam is in Nederland geen aanleiding heeft hoeven zien om eisers asielaanvraag in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Aanmeldgehoor, pagina 7
3.Rb. Den Haag (zp. Amsterdam) 3 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3170.
4.Zie ABRvS 29 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1645 en ABRvS 12 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:110.
5.Overigens volgt uit een uitspraak van 4 mei 2023 (NL23.5118 (niet gepubliceerd)) dat de zittingsplaats Amsterdam na inzage in het rapport van Klikaktiv tot dezelfde conclusie is genomen.
6.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1862.