ECLI:NL:RBDHA:2023:11102
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft eerder een verzoek gedaan om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. De rechtbank heeft dit verzoek definitief toegewezen, waardoor eiseres geen griffierecht hoeft te betalen.
Eiseres heeft haar aanvraag op 24 oktober 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de staatssecretaris uiterlijk op 24 april 2023 een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiseres de staatssecretaris op 8 mei 2023 in gebreke gesteld en op 31 mei 2023 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt hij tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.