ECLI:NL:RBDHA:2023:11096
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. Eiseres had haar aanvraag op 17 juni 2022 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, maar uiteindelijk was er op 15 december 2022 nog steeds geen besluit genomen. Eiseres heeft verweerder op 6 januari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 13 juni 2023 beroep ingesteld, wat tijdig was omdat er meer dan twee weken waren verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, in plaats van de gebruikelijke acht weken, omdat er in dit geval geen aanknopingspunten zijn voor nader onderzoek. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.