ECLI:NL:RBDHA:2023:10945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
SGR 21/7914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens onduidelijke woon- en leefsituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leiden over de afwijzing van een aanvraag voor bijstandsuitkering. Eiser had op 26 maart 2021 een nieuwe aanvraag ingediend, nadat zijn eerdere recht op bijstand per 1 januari 2021 was beëindigd vanwege het niet naleven van de inlichtingenplicht. De aanvraag werd afgewezen op 28 april 2021, omdat verweerder twijfels had over de woon- en leefsituatie van eiser. Eiser had aangegeven alleen te wonen, maar tijdens een huisbezoek werden er aanwijzingen gevonden die deze bewering tegenspraken, waaronder de aanwezigheid van andere personen en een grote hoeveelheid kleding en goederen in de woning.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende duidelijkheid had gegeven over zijn woonsituatie. De rechtbank benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had voldaan aan zijn verplichting om volledige openheid van zaken te geven, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7914

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.J. de Jongh),
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: M. Stokkel).

Inleiding

Bij besluit van 28 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een bijstandsuitkering afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en door [naam 1]. Verweerder heeft zich via een beeldverbinding laten vertegenwoordigen door [naam 2].

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiser ontving een uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw). Het recht op bijstand is per 1 januari 2021 beëindigd, omdat eiser de op hem rustende inlichtingenplicht niet had nageleefd en zijn woonsituatie onduidelijk was.
1.2.
Op 26 maart 2021 heeft eiser een nieuwe aanvraag voor bijstand bij verweerder ingediend. Op het aanvraagformulier en tijdens een intakegesprek bij de gemeente heeft eiser aangegeven dat hij alleen woont.
1.3.
Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de feitelijke situatie op het adres van eiser afwijkt van de situatie zoals eiser die op het aanvraagformulier heeft opgegeven en die hij tijdens het intakegesprek heeft beschreven. Volgens verweerder is onduidelijk gebleven hoeveel mensen er op het adres van eiser wonen en of hier een vergoeding voor wordt betaald. Het recht op bijstand kan hierdoor niet worden vastgesteld.
1.4.
Het daartegen gemaakte bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard.
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt dat er geen andere personen in zijn woning wonen. De tijdens het huisbezoek in de woning aangetroffen persoon (dhr. [naam 3]) is volgens eiser een vriend die vaak overdag in de woning verblijft, maar hier niet woont. Verweerder kent in dit verband volgens eiser ten onrechte gewicht toe aan een verklaring van stichting De Fabel van de Illegaal dat eiser enkele maanden onderdak heeft geboden aan een persoon zonder verblijfsrecht, nu die verklaring betrekking heeft op een andere persoon. Verweerder hecht volgens eiser verder te veel waarde aan twee getuigenverklaringen, nu onduidelijk is wie deze verklaringen hebben afgelegd en de inhoud hiervan slechts geparafraseerd is weergegeven. De kleding en de goederen die in de woning zijn aangetroffen, zijn volgens eiser van hem. Hij stelt dat hij aan deze spullen gekomen is door zijn werk bij de kringloopwinkel, waar hij zich onder meer bezighield met het ontruimen van woningen.
Het juridisch kader
3. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Pw doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het beroep.
4.1.
Bij een aanvraag om bijstand bestrijkt de beoordeling van de rechtbank de periode van de datum van de aanvraag tot en met de datum van het primaire besluit. Dat wil in dit geding zeggen de periode van 26 maart 2021 tot en met 28 april 2021.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak een aanvrager in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken die nopen tot inwilliging van een aanvraag om bijstand. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn woon- en verblijfplaats en over zijn financiële situatie. Daarbij dient de aanvrager volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grondslag voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. [1]
4.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser zich op 26 maart 2021 heeft gemeld voor het doen van een aanvraag om bijstand en daartoe een aanvraagformulier heeft ingediend. Op het aanvraagformulier heeft eiser onder het kopje “leef- en huisvestingsituatie en burgerlijke staat’’ aangegeven dat hij alleen woont en dat er geen andere personen op zijn verblijfadres wonen. Niet in geschil is dat eiser tijdens een intakegesprek naar aanleiding van zijn aanvraag heeft bevestigd dat hij alleen woont en dat hij – anders dan in het verleden – geen onderhuurders heeft. Tijdens dit intakegesprek heeft eiser verder verteld dat alle spullen in de woning van hem zijn, dat in de twee slaapkamers een bed staat en dat in de koelkast slechts tomaten zouden liggen. De inhoud van het intakegesprek is in verkorte vorm vastgelegd in een “rapportage levensonderhoud Participatiewet” van 20 april 2021. Uit die rapportage volgt ook dat de woning van eiser tijdens het intakegesprek in de gaten werd gehouden door een toezichthouder in dienst van de gemeente. De bevindingen van deze toezichthouder zijn vastgelegd in een “rapport fraudeonderzoek”. Uit dit rapport volgt dat op 20 april 2021 een man in de woning van eiser is aangetroffen die zich legitimeerde als [naam 3] en die desgevraagd verklaarde dat hij al lange tijd in de woning verbleef. Het “rapport fraudeonderzoek” bevat ook de bevindingen van de toezichthouder tijdens een huisbezoek dat aansluitend op het intakegesprek met eiser heeft plaatsgevonden. In de woning zijn een groot aantal (heren)jassen, een grote hoeveelheid kleding en een groot aantal (heren)schoenen aangetroffen. De koelkast was gevuld met diverse etenswaren. Tevens is op foto’s te zien dat in de woning meerdere bedspiralen en matrassen staan. ook heeft de toezichthouder een groot aantal fietsen voor de woning waargenomen. Uit het “rapport fraudeonderzoek” volgt verder dat de toezichthouder heeft gesproken met twee getuigen, die eiser op een foto herkenden en verklaarden dat hij enige tijd is weggeweest en nu weer in de woning verblijft. De beide getuigen verklaarden verder dat er meerdere mensen op het adres verbleven.
4.4.
De onderzoeksbevindingen zoals vastgelegd in het “rapport fraudeonderzoek” bieden naar het oordeel van de rechtbank een toereikende grondslag voor het standpunt van verweerder dat twijfel bestaat over de woon- en leefsituatie van eiser. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet op de bevindingen van de toezichthouder heeft mogen baseren. De niet nader onderbouwde stelling van eiser dat de heer Issaka uitsluitend overdag in zijn woning verbleef en door een matige beheersing van het Nederlands niet goed over zijn verblijfsduur heeft kunnen verklaren, is hiervoor niet voldoende. Dat geldt evenzeer voor de stelling van eiser dat verweerder ten onrechte gewicht heeft toegekend aan de verklaring van stichting De Fabel van de Illegaal. Die stelling – wat hiervan verder ook zij – doet er immers niet aan af dat vaststaat dat de heer Issaka in de woning van eiser is aangetroffen en een verklaring over zijn verblijfsduur heeft afgelegd. Ook de niet nader onderbouwde stelling van eiser dat alle spullen in de woning van hem zijn en dat deze afkomstig zijn van woningontruimingen, leidt niet tot het daarmee beoogde doel. Zoals onder 4.2 is overwogen, lag het op de weg van eiser om bij zijn aanvraag om bijstand duidelijkheid te geven over zijn woonsituatie en in dat kader volledige openheid van zaken te geven. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aan die verplichting heeft voldaan, nu de bevindingen van de toezichthouder – in onderlinge samenhang bezien – een beeld schetsen van de woonsituatie van eiser dat op gespannen voet staat met de informatie die eiser op het aanvraagformulier en tijdens het intakegesprek heeft verstrekt. Zo heeft eiser tijdens het intakegesprek niets verklaard over de aanwezigheid van grote hoeveelheden kleding en schoenen en over de bedspiralen en matrassen. Bovendien kwamen zijn verklaringen over de inhoud van de koelkast en de inrichting van de slaapkamer niet overeen met de bevindingen tijdens het huisbezoek. De bevindingen tijdens het huisbezoek vinden verder steun in de twee getuigenverklaringen die in het “rapport fraudeonderzoek” kort zijn weergegeven. Hoewel eiser kan worden gevolgd voor zover hij betoogt dat deze verklaringen het bestreden besluit niet zelfstandig kunnen dragen nu zij niet verifieerbaar zijn en slechts geparafraseerd zijn opgenomen in het rapport, heeft verweerder de verklaringen wel als steunbewijs mogen meewegen.
5. De conclusie van het voorgaande is dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de verplichting om bij zijn aanvraag volledige openheid van zaken te geven over zijn woon- en leefsituatie. Het was daardoor niet mogelijk om het recht van eiser op bijstand vast te stellen. Verweerder heeft de aanvraag van eiser daarom terecht afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Z. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 april 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA2447 en 31 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:285.