ECLI:NL:RBDHA:2023:10903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) en de kwalificatie van een woning in aanbouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) die aan eiseres was opgelegd. Eiseres, eigenaar van een onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was vastgesteld naar het tarief voor niet-woningen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een mondelinge uitspraak na een zitting op 15 juni 2023, waarbij eiseres aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. J.I. van der Zanden.

De rechtbank oordeelde dat de aanslag OZB terecht was opgelegd naar het tarief voor niet-woningen. Eiseres stelde dat de bouw van haar woning al was aangevangen met de aanleg van infrastructuur voor een warmtepomp, en dat er daarom sprake was van een woning in aanbouw. De rechtbank oordeelde echter dat er nog geen feitelijke bouwkundige werkzaamheden waren verricht die een bouwsel konden kwalificeren. De rechtbank concludeerde dat er enkel voorbereidende werkzaamheden waren uitgevoerd en dat er nog geen sprake was van een woning in aanbouw.

De rechtbank baseerde haar oordeel op relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder uitspraken van de Hoge Raad. De rechtbank benadrukte dat voor de kwalificatie als woning in aanbouw feitelijke bouwkundige werkzaamheden noodzakelijk zijn. Aangezien deze niet waren uitgevoerd, werd de aanslag naar het tarief voor niet-woningen gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/1593
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 26 januari 2022 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2021.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2023.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.I. van der Zanden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] (het object).
2. Verweerder heeft aan eiseres wegens eigendom van bouwgrond een aanslag OZB opgelegd naar het tarief van niet-woningen voor een bedrag van € 473,08. De waarde van het object is per waardepeildatum 1 januari 2020 naar toestandsdatum 1 januari 2021 vastgesteld op € 128.000.
3. Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar van eiseres tegen de aanslag ongegrond verklaard.
4. In geschil is of verweerder de aanslag terecht heeft vastgesteld naar het tarief voor niet-woningen. De waarde van het object is niet in geschil.
5. Eiseres stelt dat sprake is van een woning in aanbouw zodat het lagere woningtarief van toepassing is. Zij heeft aangevoerd dat de werkzaamheden voor de bouw van de woning al zijn aangevangen in het najaar van 2020. In november 2020 is gestart met het aanleggen van de infrastructuur voor een warmtepomp. Dit blijkt ook, aldus eiseres, uit de bijgevoegde print screen van de YouTube video van 2 november 2020. Aardgasvrij bouwen betekent volgens eiseres anders bouwen dan voorheen. Eerst wordt de infrastructuur voor de warmtepomp geplaatst alvorens de heipaal wordt geslagen. Eiseres is derhalve van mening dat met het plaatsen van de warmtepomp de bouw van de woning is aangevangen waardoor er sprake is van een onvoltooid bouwsel.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat nog geen sprake is van een woning in aanbouw maar van bouwgrond. Volgens verweerder zijn er nog geen heipalen of fundering geplaatst zodat nog niet met bouwwerkzaamheden van de woning is begonnen.
7. Voor de tariefstelling voor de OZB wordt op grond van artikel 220f van de Gemeentewet een onderscheid gemaakt tussen onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen (woningen) en onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen (niet-woningen). Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat een woning in aanbouw reeds kwalificeert als woning. [1]
8. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 augustus 2005 [2] geoordeeld dat voor de vraag welk tarief van toepassing is, een onroerende zaak is te beschouwen als een woning in aanbouw indien tot die onroerende zaak een onvoltooid bouwsel behoort en die onroerende zaak na de voltooiing ervan in hoofdzaak zal dienen tot woning. Uit het arrest van 21 januari 2022 [3] volgt dat sprake is van een woning in aanbouw als de (feitelijke) bouwkundige werkzaamheden die tot de stichting van die woning leiden, zijn aangevangen.
9. Gelet op het voorgaande is een onroerende zaak voor de heffing van OZB als woning in aanbouw aan te merken indien sprake is van een bouwsel en van een woonbestemming. Van een bouwsel is pas sprake als een aanvang is gemaakt met de (feitelijke) bouwkundige werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval nog geen sprake van een bouwsel. Er zijn wel (voorbereidende) werkzaamheden verricht op de bouwgrond, maar van een bouwsel dat kan worden aangemerkt als woning in aanbouw is nog geen sprake. Ter zitting is bovendien gebleken dat de infrastructuur die ten behoeve van de warmtepomp is aangelegd niet enkel ziet op de woning van eiseres, maar op het gehele bouwproject dat meerdere panden omvat.
10. Omdat nog geen sprake is van een woning in aanbouw, is de aanslag OZB terecht naar het tarief voor niet-woningen opgelegd. Het beroep is dan ook ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H. van Heel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het hogerberoepschrift ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 1996/97, 25 037, nr. 3 (MvT), blz. 20.