In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die stelt Somalische nationaliteit te hebben, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser met een Keniaans paspoort naar Nederland is gereisd, dat door de Koninklijke Marechaussee als echt is bevonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een verzoek om een voorlopige voorziening en heeft de geloofwaardigheid van de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser beoordeeld.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet heeft aangetoond dat het Keniaanse paspoort niet authentiek is. De eiser heeft geen originele documenten overgelegd die zijn Somalische nationaliteit onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten die de eiser heeft overgelegd, waaronder een geboorteakte en schooldocumenten, niet op echtheid kunnen worden geverifieerd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris niet verplicht was om extra onderzoek te verrichten naar de nationaliteit van de eiser, aangezien hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te ondersteunen.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de eiser om aannemelijk te maken dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft, vooral gezien het feit dat hij met een authentiek Keniaans paspoort heeft gereisd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrees voor vervolging in Kenia door Al-Shabaab niet overtuigend is aangetoond, wat bijdraagt aan de afwijzing van de asielaanvraag.