ECLI:NL:RBDHA:2023:10876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14638 en NL23.14639
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die stelt Somalische nationaliteit te hebben, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser met een Keniaans paspoort naar Nederland is gereisd, dat door de Koninklijke Marechaussee als echt is bevonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een verzoek om een voorlopige voorziening en heeft de geloofwaardigheid van de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser beoordeeld.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet heeft aangetoond dat het Keniaanse paspoort niet authentiek is. De eiser heeft geen originele documenten overgelegd die zijn Somalische nationaliteit onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten die de eiser heeft overgelegd, waaronder een geboorteakte en schooldocumenten, niet op echtheid kunnen worden geverifieerd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris niet verplicht was om extra onderzoek te verrichten naar de nationaliteit van de eiser, aangezien hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te ondersteunen.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de eiser om aannemelijk te maken dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft, vooral gezien het feit dat hij met een authentiek Keniaans paspoort heeft gereisd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrees voor vervolging in Kenia door Al-Shabaab niet overtuigend is aangetoond, wat bijdraagt aan de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.14638 en NL23.14639

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , eiser / verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. H. Chamkh en mr. J. van Dam).

ProcesverloopBij besluit van 9 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 15 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren hierbij aanwezig. Namens verweerder is verschenen mr. H. Chamkh.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst om door Bureau Documenten onderzoek te laten doen naar de door eiser in beroep overgelegde originele Somalische documenten.
Verweerder heeft op 16 juni 2023 een verweerschrift, op 25 juni 2023 de resultaten van Bureau Documenten en op 26 juni 2023 een aanvullend verweerschrift ingediend.
Eiser heeft hier op 29 juni 2023 gereageerd en aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft op 3 juli 2023 een nadere zitting gehouden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Ware. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. J. van Dam.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1998. Op 21 april 2023 heeft hij in Nederland asiel aangevraagd. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Somalië en in Kenia (telefonisch) is bedreigd door Al-Shabaab.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen in Somalië;
  • problemen met Al-Shabaab in Kenia.
Verweerder vindt het element identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig. Eiser is met een Keniaans paspoort naar Nederland gereisd. Dit Keniaans paspoort is door de Koninklijke marechaussee onderzocht en echt bevonden. Verweerder gaat er daarom vanuit dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft. De kopieën die eiser heeft overgelegd van zijn Somalische geboorteakte en schooldocumenten doen hier volgens verweerder niet aan af. Deze documenten onderbouwen volgens verweerder niet dat eiser niet de Keniaanse nationaliteit bezit. Verweerder heeft hierom de gestelde problemen in Somalië niet getoetst en enkel de problemen in Kenia beoordeeld op geloofwaardigheid. Verweerder heeft eisers gestelde problemen met Al-Shabaab in Kenia ongeloofwaardig gevonden.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser meent dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond, nu hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan misleiding. Zijn Keniaanse paspoort is op frauduleuze wijze verkregen en hij heeft uitvoerig verklaard over de manier waarop dit is gegaan. Eiser heeft in de zienswijze een aantal vragen gesteld aan verweerder die verweerder ten onrechte naast zich neer heeft gelegd. Eiser heeft aan verweerder namelijk gevraagd om het dossier uit Suriname, de correspondentie tussen de Nederlandse en Surinaamse autoriteiten en het proces-verbaal van bevindingen van de Marechaussee op Schiphol. De inhoud van deze stukken zal duidelijk maken dat Suriname en Nederland wisten dat eiser, en anderen, gebruik maakten van fraudeleuze paspoorten. Verder had verweerder een taalanalyse moeten afnemen, omdat daaruit kan blijken dat eiser een dialect spreekt dat niet voorkomt in Kenia. Eiser heeft ook een verzoek gedaan aan verweerder om onderzoek te doen via de Nederlandse ambassade in Kenia. Verweerder heeft dit niet gedaan en heeft daarmee de samenwerkingsverplichting geschonden. Ook heeft eiser verschillende documenten overgelegd om zijn gestelde Somalische nationaliteit aannemelijk te maken. Eiser wijst op uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Haarlem en Amsterdam, die het beroep van andere vreemdelingen die een frauduleus verkregen Keniaans paspoort hadden, gegrond hebben verklaard. [1] Tot slot heeft verweerder de problemen in Kenia niet goed kunnen beoordelen op geloofwaardigheid, nu deze voortvloeien uit de problemen in Somalië en deze niet op geloofwaardigheid zijn getoetst.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. Uit uitspraken van de hoogste bestuursrechter blijkt dat in het geval een authentiek paspoort is overgelegd, verweerder in beginsel uit mag gaan van de nationaliteit die in dit paspoort vermeld staat. [2] Wanneer de vreemdeling meent dat dit paspoort buiten beschouwing moet worden gelaten omdat het op frauduleuze wijze verkregen is, ligt het op de weg van de vreemdeling om dit aannemelijk te maken.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in eisers geval uit mogen gaan van de Keniaanse nationaliteit. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.2.
Vooropgesteld moet worden dat verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser niet heeft aangetoond dat het door hem overgelegde Keniaans paspoort niet echt is, valselijk is opgemaakt, onbevoegd is afgegeven of dat anderszins niet van (de juistheid van de inhoud van) dit paspoort mag worden uitgegaan. Weliswaar heeft eiser contact gezocht met de Keniaanse ambassade in Nederland en met de Nederlandse ambassade in Kenia, maar hieruit is niets concreets naar voren gekomen. De samenwerkingsverplichting gaat ook niet zo ver dat verweerder gehouden was contact te leggen met de Keniaanse autoriteiten over het paspoort van eiser. Het is immers vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat de samenwerkingsverplichting niet verder strekt dan dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om elementen ter staving van zijn asielverzoek in te dienen en verweerder het resultaat van de beoordeling daarvan meedeelt aan de vreemdeling, voor het nemen van de beslissing, zodat deze de mogelijkheid heeft om eventuele gebreken te herstellen [3] . Gelet op het voorgaande was verweerder evenmin gehouden om extra onderzoek te verrichten in de vorm van een taalanalyse of het opvragen van informatie bij de Surinaamse autoriteiten.
4.3.
Verder heeft verweerder ook kunnen betrekken dat eiser niet heeft aangetoond de Somalische nationaliteit te hebben. Verweerder heeft in het bestreden besluit namelijk terecht geconstateerd dat eiser geen originele documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij de Somalische nationaliteit heeft. Uit de verklaring van onderzoek door Bureau Documenten blijkt dat de kopie geboorteakte en identiteitsbevestiging die zijn afgegeven op 14 januari 1998 vals zijn. De geboorteakte en kopie identiteitsbevestiging die zijn afgegeven op 15 mei 2023 zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven. Ook de inhoud van deze twee laatste documenten kan niet op juistheid worden geverifieerd. De overgelegde schooldocumenten kunnen niet op echtheid worden getoetst en de inhoud van deze stukken kan evenmin op juistheid worden geverifieerd. Er kan aan deze stukken dan ook niet de door eiser gewenste waarde worden gegeven. Bovendien zeggen deze stukken niets over eisers nationaliteit. Gemachtigde van eiser heeft ter zitting nog betoogd dat de documenten uit 1998, die uit eisers telefoon zijn gelezen, niet bij de procedure mogen worden betrokken, maar hier ziet de rechtbank geen aanleiding voor. Niet is gebleken dat de telefoon van eiser op onrechtmatige wijze is uitgelezen.
4.4.
Verweerder heeft verder terecht overwogen dat de Keniaanse wetgeving voorziet in de mogelijkheid van een dubbele nationaliteit. Dat eiser niet aan een aantal voorwaarden voor naturalisatie zou voldoen, wat van deze stelling verder ook zij, heeft verweerder in het licht van het overlegde en echt bevonden Keniaans paspoort en het niet hebben aangetoond de Somalische nationaliteit te hebben, onvoldoende kunnen vinden om niet langer van de Keniaanse nationaliteit uit te mogen gaan. Daarbij heeft verweerder ook van belang kunnen vinden dat eiser meermalen met zijn Keniaans paspoort Kenia is in- en uitgereisd en dat eiser daarbij geen problemen heeft ondervonden.
5. Voor zover er door eiser wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, stelt de rechtbank vast dat die uitspraken op essentiële punten verschillen van deze zaak. Zo is in de zaak van eiser sprake van kloppende persoonsgegevens op het paspoort. Deze komen ook overeen met de door eiser zelf overgelegde geboorteakten. Er zijn ook geen andere evident met de feiten tegenstrijdige gegevens in het paspoort opgenomen, zoals een onjuist opgenomen persoonslengte. Ook het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, slaagt niet. In die uitspraak was van belang dat de geboorteakte die was overgelegd een andere geboortedatum bevatte dan die in het paspoort stond, wat een aanwijzing was dat de informatie in het paspoort onjuist was. In eisers geval zijn de geboortedata hetzelfde. Ook anderszins zijn er in de zaak van eiser niet zulke aanwijzingen aanwezig. Het enkele feit dat eiser zich op een vlucht bevond waarop ook andere mensen zijn aangetroffen met een Keniaans paspoort, en met hetzelfde verhaal als eiser over de wijze van verkrijging, vindt de rechtbank voor die conclusie onvoldoende. Al met al is de rechtbank dan ook van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen. Om die reden slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel dan ook niet.
6. Geelt op het vorenstaande heeft verweerder zich bij de beoordeling van het asielrelaas terecht beperkt tot de gestelde vrees bij terugkeer naar Kenia. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dat kader de gestelde vrees voor Al-Shabaab in Kenia in redelijkheid ongeloofwaardig kunnen vinden. Verweerder heeft eisers verklaringen over de bedreigingen van Al-Shabaab in Kenia niet overtuigend kunnen vinden, omdat de aanleiding voor de bedreigingen summier is en omdat eisers verklaringen over de bedreigingen en de telefoon waarop hij de dreigementen zou hebben ontvangen wisselend en ongerijmd zijn.
Wat is de conclusie?
7. Verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft en dat hij in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 31 mei 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:8443 en zittingsplaats Amsterdam, van 14 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8798 en ECLI:NL:RBDHA:2023:8794.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2270, r.o. 2.1.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC8565.