ECLI:NL:RBDHA:2023:10813

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, om vergoeding van haar proceskosten. De verzoekster had haar aanvraag op 3 mei 2022 ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig beslist. Op 18 januari 2023 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld. Echter, sinds 27 september 2022 is er een besluit van kracht (WBV 2022/22) dat de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengt. Dit betekent dat de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag van verzoekster met negen maanden is verlengd, waardoor de ingebrekestelling prematuur was.

De rechtbank heeft overwogen dat, omdat de ingebrekestelling prematuur was, verzoekster niet ontvankelijk was in haar beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft daarom besloten om verweerder niet te veroordelen in de proceskosten van verzoekster. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is op 10 mei 2023 openbaar gemaakt. Verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4176
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en aangegeven niet bereid te zijn om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. Verzoekster heeft haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op 3 mei 2022. Verweerder moest uiterlijk binnen zes
maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.1 Dit heeft verweerder niet gedaan. Om die reden heeft verzoekster verweerder op 18 januari 2023 in gebreke gesteld.
5. Sinds 27 september 2022 is evenwel het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.2 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op
1. Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755. Over de rechtmatigheid van dit besluit verwijst de rechtbank ter informatie naar haar uitspraak van deze zittingsplaats van 24 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4223.
27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van verzoekster valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in haar zaak is dus met negen maanden verlengd. De termijn om te beslissen op de aanvraag was daarom nog niet verstreken toen zij de ingebrekestelling indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur.
6. Verzoekster heeft op 10 februari 2023 een beroepschrift ingediend tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Op 15 maart 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op de aanvraag. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
7. Als verweerder hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog een besluit neemt, veroordeelt de rechtbank verweerder alleen in de proceskosten als het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet te vroeg (niet prematuur) is ingesteld.3 Nu de ingebrekestelling prematuur is, is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank merkt hierbij op dat daarom nimmer sprake is geweest van een ontvankelijk beroep.
8. De rechtbank zal verweerder daarom niet veroordelen in de proceskosten van verzoekster.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
3 Zie bijvoorbeeld ABRvS 29 februari 2008,ECLI:NL:RVS:2008:BC6615, r.o. 2.2.1.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.