Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stond in de periode van 7 februari 2021 tot 2 juni 2022 ingeschreven in de Basisregistratie personen (brp) op het adres [adres] [nummer] te [plaats] (het brp-adres). Het brp-adres heeft een woonoppervlak van 94 m² en ten tijde van belang stonden acht personen ingeschreven op dat adres. De hoofbewoner van het brp-adres, de heer A. El Yahyaoui (de hoofdbewoner), is een ver familielid van eiser.
3. Eiser heeft vanaf 1 september 2021 studiefinanciering ontvangen berekend naar de norm die geldt voor een uitwonende studerende. Op 11 april 2022 heeft er op het brp-adres een huisbezoek plaatsgevonden. Volgens verweerder volgt uit de bevindingen van het huisbezoek dat eiser niet op het brp-adres woont. Verweerder heeft daarom de aan eiser toegekende studiefinanciering herzien, in die zin dat eiser vanaf 1 september 2021 als thuiswonende studerende is aangemerkt. Verweerder heeft daarbij aangekondigd het bedrag van € 1.777,96 te verrekenen met de nog lopende studiefinanciering. Indien na beëindiging van de studie de complete schuld nog niet is verrekend, zal eiser voor het restant een betalingsverzoek ontvangen.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt dat het huisbezoek onrechtmatig heeft plaatsgevonden en dat de bevindingen van het huisbezoek daarom buiten toepassing moeten worden gelaten. Eiser vindt daarnaast dat hij heeft aangetoond dat hij vanaf 7 februari 2021 wel degelijk op het brp-adres woont. Tot slot stelt eiser dat verweerder de studiefinanciering vanaf de datum van het huisbezoek had moeten herzien.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting gesteld dat niet duidelijk is waarom eiser überhaupt geselecteerd is voor een uitwonende controle en heeft daarbij verwezen naar de huidige media aandacht voor de uitwonendencontroles en de wijze van selectie voor een dergelijke controle aan de hand van algoritmes. Reeds omdat op dit moment nog niet bekend is wat de uitkomst is van het onderzoek dat gestart is door de Autoriteit Persoonsgegevens naar de controles op de uitwonendenbeurs, kan deze stelling naar het oordeel van de rechtbank niet slagen.
6. De rechtbank overweegt verder als volgt. Vooropgesteld moet worden dat de herziening van de toegekende studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende een voor eiser belastend besluit betreft. Uitgangspunt bij een belastend besluit is dat de bewijslast in eerste instantie bij verweerder ligt. Verweerder moet daarom aannemelijk maken dat de studerende op de controledatum niet voldeed aan de verplichtingen van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000. Uit de wettelijke systematiek vloeit verder voort dat als verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser op de controledatum niet voldeed aan de verplichtingen van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000, ingevolge artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 wordt vermoed dat ook in de daaraan voorafgaande periode niet is voldaan aan de verplichtingen van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000. Dit wettelijk vermoeden kan worden weerlegd. Daartoe wordt van eiser onomstotelijk bewijs verlangd, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens. De bewijsmiddelen dienen zodanig overtuigend te zijn dat zij, in onderlinge samenhang bezien, de conclusie rechtvaardigen dat eiser in (een deel van) de periode voorafgaande aan het huisbezoek wèl op het brp-adres heeft gewoond. Slaagt eiser in dat bewijs, dan moet verweerder onder toepassing van de hardheidsclausule afwijken van artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000, wat ertoe leidt dat over (een deel van) de betrokken periode geen grondslag bestaat voor herziening.
7. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd de rapportage van het huisbezoek van 12 april 2022. Hieruit blijkt dat op 11 april 2022 twee controleurs in opdracht van de Dienst Uitvoering Onderwijs de woning aan de [adres] [nummer] in [plaats] hebben bezocht voor een controle. In het rapport staat onder meer dat, nadat de controleurs hadden aangebeld, er werd opengedaan door de hoofdbewoner. Eiser was op dat moment niet in de woning aanwezig. De hoofdbewoner heeft ermee ingestemd om mee te werken aan de controle en vervolgens desgevraagd aan de controleurs een kamer getoond die eiser zou delen met het zoontje van de hoofdbewoner. In die kamer stond een eenpersoonsbed waar eiser in zou slapen en een kinderbedje waar op dat moment een jongetje in lag te slapen. Op de vraag van de controleurs of hij kleding, studiespullen of andere eigendommen van eiser kon tonen, antwoordde de hoofdbewoner dat hij geen spullen van eiser kon tonen omdat eiser zijn spullen altijd meeneemt. Tijdens de controle heeft de hoofbewoner verder verklaard dat eiser sinds vier dagen niet meer op het brp-adres is geweest, dat eiser altijd bij zijn vrienden of bij zijn vriendin is en dat hij om de twee weken gedurende om en nabij twee dagen op het brp-adres aanwezig is. Verder heeft de hoofbewoner verklaard dat eiser soms huur betaalt, dat hij de huur altijd contant betaalt, dat het gaat om een bedrag van € 100 en soms wat minder, dat het huurbedrag niet vaststaat en dat eiser betaalt wanneer het hem uitkomt. Ook heeft de hoofdbewoner verklaard dat eiser niet echt op het brp-adres heeft gewoond en dat hij altijd bij zijn vriendin is. In het rapport concluderen de controleurs dat het hun voldoende aannemelijk gemaakt lijkt dat eiser ten tijde van de controle niet op het brp-adres woonde.
8. Uit de gedingstukken blijkt dat de controleurs voor het betreden van de woning toestemming hebben gekregen van de hoofbewoner. De hoofdbewoner heeft, na legitimatie door de controleurs en na de mededeling van de reden en het doel van het huisbezoek, medewerking verleend aan het binnentreden van de woning en heeft een kamer getoond waar eiser zou kunnen slapen. Ook heeft hij het formulier ‘Toestemming en verklaring huisbezoek’ ondertekend. Hierop heeft de hoofdbewoner twee handtekeningen gezet. Eén van die handtekeningen staat bij punt 2.5 van het formulier en daarmee verklaart de hoofdbewoner dat hij de controleurs toestemming verleent om de woning te betreden. Ook is daarbij vermeld dat het doel van het huisbezoek is uitgelegd en dat is uitgelegd dat hij het recht heeft om de controleurs de toegang tot de woning te weigeren. Gelet hierop is er geen reden om aan te nemen dat de hoofdbewoner niet begreep wat het doel van het huisbezoek was. In het rapport wordt bovendien geen melding gemaakt van slechte beheersing van de Nederlandse taal door de hoofdbewoner. Het voorgaande brengt met zich dat wat in de door de hoofdbewoner getoonde slaapkamer is aangetroffen alsmede wat daar door de hoofdbewoner is verklaard, niet als onrechtmatig verkregen bewijs buiten beschouwing behoeft te worden gelaten.De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een onzorgvuldig verlopen huisbezoek aan het brp-adres. Verweerder mocht dan ook afgaan op de bevindingen van de controleurs.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de onder 7. opgenomen bevindingen van de controleurs, voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser ten tijde van het huisbezoek feitelijk niet woonde op het brp-adres en aldus geen recht had op studiefinanciering voor een uitwonende studerende. De rechtbank acht daarbij van doorslaggevend belang dat op het brp-adres in het geheel geen persoonlijke spullen getoond konden worden die aantoonbaar aan eiser toebehoorden. Als eiser stelt dat hij sinds 7 februari 2021 zijn hoofdverblijf heeft op het brp-adres, dan valt redelijkerwijs te verwachten dat zich daar specifiek tot hem herleidbare spullen bevinden waaruit kan worden afgeleid dat hij daar woont. Van enige aanleiding om te twijfelen aan de waarneming van de controleurs of de volledigheid van hun rapport is geen sprake. Ook de tijdens het huisbezoek door de hoofbewoner afgelegde verklaring biedt voldoende grondslag voor de vaststelling dat eiser ten tijde van het huisbezoek niet woonde op het brp-adres. Voor zover eiser heeft willen betogen dat de weergave van de verklaring van de hoofdbewoner in de rapportage onjuistheden bevat, acht de rechtbank dit niet aannemelijk. De hoofbewoner heeft, nadat hem zijn verklaring is voorgelezen en hem de gelegenheid is geboden om de afgelegde verklaring door te lezen, niet te kennen gegeven dat de controleurs zijn verklaring onjuist hebben vastgelegd en heeft zijn verklaring ondertekend. Verder heeft de hoofbewoner verklaart dat hij de controleurs heeft begrepen en dat hij netjes door de controleurs is behandeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep moet worden uitgegaan van de juistheid van een tegenover een controleur afgelegde en ondertekende verklaring.De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dit uitgangspunt af te wijken. Dit betekent dat verweerder heeft mogen vasthouden aan de verklaring die ten overstaan van de controleurs is afgelegd.
10. Wat eiser daar tegenover heeft gesteld is onvoldoende voor het oordeel dat eiser in de periode vóór het huisbezoek op enig moment wel op het brp-adres heeft gewoond. De stelling dat eiser wel woonachtig was op het brp-adres wordt namelijk niet ondersteund door objectief verifieerbare bewijsstukken. Aan de door eiser in bezwaar overgelegde verklaring van de hoofbewoner dat eiser een kamer huurt op het brp-adres, kan niet de door eiser gewenste waarde worden gehecht omdat de hoofdbewoner in familierelatie tot eiser staat, waardoor de verklaring niet als objectief en verifieerbaar kan worden aangemerkt. Daar komt bij dat deze naderhand opgestelde verklaring niet overtuigend is, omdat de verklaring van de hoofbewoner in de rapportage over de frequentie en hoogte van de huurbetalingen en de verklaring zoals deze is overgelegd in bezwaar, van elkaar afwijken. De door eiser overgelegde kwitanties zijn onvoldoende, reeds omdat hieruit niet is op te maken ter zake waarvan deze betalingen zijn gedaan. Daar komt bij dat contante betalingen niet controleerbaar zijn en de kwitanties niet verklaren waarom de hoofdbewoner in het geheel geen persoonlijke spullen van eiser kon tonen. De in bezwaar overgelegde foto’s van poststukken, een eenpersoonsbed en een kast, zeggen niet iets over het daadwerkelijk door eiser bewonen van het brp-adres. Dat er post voor eiser naar het brp-adres wordt gestuurd, is bovendien niet overtuigend, nu het brp-adres als postadres gebruikt kan worden en sommige instanties het brp-adres gebruiken als postadres.
11. Nu aannemelijk is gemaakt dat eiser ten tijde van het huisbezoek op 11 april 2022
niet woonde op het brp-adres en eiser geen onomstotelijk bewijs heeft geleverd dat hij vóór
11 april 2022 wel op enig moment op het brp-adres heeft gewoond, heeft verweerder de uitwonendenbeurs van eiser terecht herzien. Volgens artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 vindt een herziening plaats met ingang van de datum van de laatste adreswijziging in de brp. Nu eiser pas daarna studiefinanciering is gaan ontvangen, heeft verweerder de aan eiser toegekende studiefinanciering op goede gronden vanaf 1 september 2021 herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende.
12. Met betrekking tot het verzoek van eiser om de gronden van zijn bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen, oordeelt de rechtbank dat een dergelijk verzoek, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van verweerder daarop tekortschiet, onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waarover de rechtbank zich moet uitlaten.