ECLI:NL:CRVB:2022:2443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering na onderzoek woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, werd geconfronteerd met een herziening van zijn studiefinanciering en een terugvordering van een bedrag van € 2.571,42. Dit volgde na een huisbezoek op 1 oktober 2020, waarbij controleurs van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vaststelden dat de appellant ten tijde van het huisbezoek niet op zijn geregistreerde adres woonde. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek van de minister zorgvuldig was uitgevoerd en dat de minister aannemelijk had gemaakt dat de appellant niet op het brp-adres woonde.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig was en dat de minister zijn woonadres niet correct had vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verklaring van de medebewoner tijdens het huisbezoek voldoende feitelijke grondslag bood voor de conclusie dat de appellant niet op het brp-adres woonde. De Raad benadrukte dat de bewijslast in eerste instantie bij de minister ligt, maar dat de appellant niet onomstotelijk had bewezen dat hij op het brp-adres woonde voorafgaand aan het huisbezoek.
De Raad concludeerde dat de appellant niet in zijn bewijslevering was geslaagd en bevestigde de beslissing van de rechtbank, waarbij de herziening van de studiefinanciering en de terugvordering van het bedrag werden gehandhaafd. De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, met E.P.J.M. Claerhoudt als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 16 november 2022.