ECLI:NL:RBDHA:2023:10741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Italiaanse statushouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse statushouder, had op 4 februari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 24 mei 2023 niet-ontvankelijk, omdat eiser internationale bescherming geniet in Italië. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft eiser betoogd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is op Italiaanse statushouders, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over Dublinterugkeerders. Eiser stelde dat de situatie voor statushouders in Italië vergelijkbaar is met die van Dublinterugkeerders, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de Italiaanse autoriteiten aan eiser tot 26 mei 2031 internationale bescherming hebben verleend en dat het aan eiser is om zijn rechten in Italië te effectueren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15787

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.R. Faquri. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Op 4 februari 2023 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 omdat eiser internationale bescherming geniet in Italië.
3. Eiser voert daartegen aan dat ten aanzien van Italië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst daartoe naar de uitspraak van de Afdeling [1] van 26 april 2023. [2] Deze uitspraak gaat weliswaar over de overdracht van vreemdelingen naar Italië op grond van de Dublinverordening (Dublinterugkeerders), [3] maar eiser is van mening dat de overwegingen van de Afdeling over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook van toepassing op Italiaanse statushouders. Eiser verwijst in dat verband naar de
circular lettervan 5 december 2022 [4] en stelt dat statushouders in Italië in een gelijkwaardige positie verkeren als Dublinterugkeerders. Ter zitting heeft eiser daarnaast verwezen naar de situatie in Bulgarije en Griekenland, waar eerst ten aanzien van Dublinterugkeerders en pas later ten aanzien van statushouders werd aangenomen dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht worden uitgegaan. De situatie in Italië is volgens eiser vergelijkbaar. Eiser heeft de beroepsgrond dat getwijfeld kan worden aan de geldigheid van zijn Italiaanse verblijfsstatus ter zitting ingetrokken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat de Italiaanse autoriteiten aan eiser tot 26 mei 2031 internationale bescherming hebben verleend. Het geschil beperkt zich daarom tot de vraag of verweerder ten aanzien van Italiaanse statushouders nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag gaan. Dat dit in beginsel zo is, volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [5] Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat de situatie van statushouders in Italië inmiddels dusdanig is verslechterd, dat er niet langer op kan worden vertrouwd dat de Italiaanse autoriteiten in overeenstemming handelen met het Unierecht, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. [6]
5. Eiser is daar niet in geslaagd. De door eiser genoemde uitspraak van de Afdeling en de
circular letterhebben uitsluitend betrekking op Dublinterugkeerders naar Italië. Eiser heeft zijn stelling dat statushouders in een gelijkwaardige positie verkeren niet onderbouwd. Voor statushouders geldt bovendien dat zij in beginsel dezelfde rechten hebben als onderdanen van de statusverlenende lidstaat. Het is aan eiser om die rechten in Italië te effectueren. Wanneer eiser op dit vlak problemen ondervindt, moet hij hierover klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij dit niet kan of dat de Italiaanse autoriteiten hem niet willen helpen. Eisers verwijzing naar de situatie in Griekenland en Bulgarije en de daarop gebaseerde verwachting dat ook ten aanzien van statushouders in Italië spoedig zal worden geoordeeld dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan, is evenmin onderbouwd. Eiser heeft geen objectieve informatie overgelegd waaruit blijkt dat de situatie in Italië voor statushouders vergelijkbaar is met de situatie van Dublinterugkeerders. Ook kan eiser niet putten uit zijn persoonlijke ervaringen, nu hij volgens zijn verklaring slechts twee dagen in Italië heeft verbleven. [7]
6. De aanvraag is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Verordening (EU) 604/2013.
4.Circular letter van het Ministerio dell’Interno van Italië van 5 december 2022.
5.Zie in dit verband de uitspraken van de Afdeling van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788 en van 8 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1771.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Rapport gehoor bescherming EU, EER of Zwitserland, p. 5.