In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023, wordt het beroep van vijf eisers uit Afghanistan tegen de afwijzing van hun verzoek om overbrenging naar Nederland beoordeeld. De eisers, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verbaas, hebben hun aanvraag ingediend na een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken op 18 augustus 2022, waarin hun verzoek werd afgewezen. De minister handhaafde deze afwijzing in een besluit van 20 december 2022, na het indienen van bezwaar door de eisers. Tijdens de zitting op 5 juli 2023 was eiseres [eiser 1] aanwezig via een telefoonverbinding, en werd zij bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de eisers niet voldoen aan de criteria voor overbrenging, zoals vastgesteld in het beleid van de minister. De eisers zijn niet opgeroepen tijdens de acute evacuatiefase en vallen niet onder de twee groepen waarvoor speciale voorzieningen zijn getroffen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet verplicht is om individuele belangen af te wegen in dit geval, en dat de afwijzing van het verzoek om overbrenging rechtmatig is. De rechtbank wijst erop dat de minister niet hoeft te voldoen aan de verzoeken van personen die buiten het beleid vallen, en dat de gronden die door de eisers zijn aangevoerd niet slagen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden, omdat de minister voldoende informatie had om tot zijn besluit te komen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister zich niet hoeft in te spannen om de eisers over te brengen naar Nederland.