ECLI:NL:RBDHA:2023:10544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
SGR 22/5456
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering wegens verdiencapaciteit van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het UWV per 6 september 2021. Eiseres, die voorheen als postvoorbereider/postsorteerder werkte, had zich op 6 juli 2020 ziekgemeld. Het UWV concludeerde na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek dat eiseres meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat zij lijdt aan fibromyalgie, wat haar belastbaarheid zou beïnvloeden. Ze stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet adequaat was aangepast aan haar medische situatie.

De rechtbank beoordeelde of het UWV terecht had besloten de uitkering te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsarts B&B de medische situatie van eiseres goed had beoordeeld. De rechtbank vond dat er geen reden was om aan de vastgestelde FML te twijfelen en dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van haar eerdere loon. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5456

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. C.S. Ganga),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres per 6 september 2021 beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 20 juli 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en op vragen van de rechtbank met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als postvoorbereider/postsorteerder voor gemiddeld 13,77 uur per week. Op 6 juli 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld.
2. Het UWV heeft na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 6 september 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 16 juni 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 juni 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 6 juli 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat zij inmiddels door de reumatoloog is gediagnosticeerd met fibromyalgie. Het gaat om voortschrijdend inzicht van klachten die ook al bestonden op 5 juli 2021. Door deze diagnose en klachten dient de FML te worden aangepast met forse beperkingen, waardoor er andere beroepen uit het CBBS-systeem kunnen worden geduid. Hieruit kan mogelijk komen dat eiseres minder dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Ook maakt de diagnose het dagverhaal van eiseres waarin zij aangeeft dat zij tussen de middag moet gaan liggen plausibel. Met tussendoor moeten gaan liggen is geen rekening gehouden bij het door het CBBS gevonden beroepen. Ook als de afwisselmogelijkheid bij lopen en zitten wordt verzekerd, verandert de ligbehoefte niet.
7. Eiseres heeft de verzekeringsarts B&B verzocht de cumulatiegrond vermeld op pagina 21 van de Standaard Duurbelasting mee te nemen/te toetsen in het medisch onderzoek in bezwaar. De verzekeringsarts B&B heeft echter nagelaten om hier een overweging over op te nemen in het rapport. Het gaat er volgens eiseres om dat sprake is van PTSS, PDS en (thans blijkend) fibromyalgie (eerst aspecifieke rugklachten uitstralend naar been en tintelingen). Aangezien verschillende professionele partijen spreken over het ‘overbelast’ zijn van eiseres ligt het voor de hand hier iets over te overwegen. Nu dit niet is gebeurd levert dit een schending van de motiveringsplicht op. Daarnaast is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen door het ontbreken daarvan. Toetsing hieraan kan tot een urenbeperking leiden volgens eiseres.
8. Ten slotte noemt het UWV dat een verzekeringsarts niet gehouden is tot een bijzondere motivering als diens FML afwijkt van die van een bedrijfsarts en dat het de uitsluitende taak is van een verzekeringsarts om de beperkingen in kaart te brengen. Het UWV laat na om de ECLI-nummers te noemen waardoor de context niet is na te gaan.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 6 september 2021 heeft beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres meer kan verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voor zij ziek werd, en daarom per 6 september 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gezien en gesproken tijdens de hoorzitting. Ook heeft hij informatie opgevraagd bij de huisarts en de door eiseres ingebrachte medische informatie van de fysiotherapeut meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. Eiseres voert aan dat zij is gediagnosticeerd met fibromyalgie. Deze diagnose maakt volgens eiseres het dagverhaal, waarin zij aangeeft dat zij tussen de middag moet gaan liggen, plausibel. Er is volgens haar dan ook onvoldoende rekening gehouden met deze ligbehoefte. Eiseres heeft dit standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres, zoals is vastgesteld in de FML van 23 juni 2021.
14. Eiseres is verder van mening dat een urenbeperking moet worden aangenomen en dat onvoldoende is gemotiveerd waarom hier van af is gezien gelet op de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid. Ook is de verzekeringsarts B&B, zoals is verzocht door eiseres, niet ingegaan op de cumulatiegrond die wordt genoemd in de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid. In het rapport van 10 mei 2023 heeft de verzekeringsarts B&B nader toegelicht waarom hij een verminderde arbeidsduur op grond van de lichamelijke klachten niet aannemelijk acht. Hij geeft aan dat bij het laatste punt (een langdurig verhoogd, niet fysiologisch niveau van activatie) op pagina 21 van de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid beelden worden benoemd waarvan het verhoogde energiegebruik fysiologisch niet aantoonbaar is. Er is geen versnelling van lichaamsprocessen, geen verhoogde aanmaak en afbraak van cellen en er vindt niets plaats om de effecten van een ontsteking te gaan herstellen. Het gaat dan om de subjectieve ervaring van verminderde energie en vermoeidheid, omdat iemand pijn of voortdurende mentale (over)belasting ervaart. In die gevallen is er niet als vanzelf een beperking van de arbeidsduur, het moet plausibel en voldoende consistent terug te vinden zijn in de verzamelde onderzoeksgegevens. Het dagverhaal is daarbij van belang, maar ook weer niet volledig richtinggevend. Vaak wordt ook rust – vaak zelfs liggend – genomen terwijl het medisch juist beter zou zijn om dat niet te doen en gedoseerd in beweging en actief te blijven. Dat geldt in het bijzonder voor de bij eiseres aanwezige klachten van het bewegingsapparaat (aspecifieke rugklachten, inmiddels ook fibromyalgie zoals de verzekeringsarts B&B uit het aanvullend beroepschrift begrijpt). Voor die beelden geldt in algemene zin het adagium ‘rust roest’ en is het voornoemde gedoseerde bewegen en actief blijven van belang. De combinatie (cumulatie) met de aanwezige psychische klachten maakt dat niet anders. Ook als afzonderlijk gevolg van de psychische klachten heeft de verzekeringsarts B&B een urenbeperking niet noodzakelijk geacht, omdat uit niets bleek dat deze voldoende energetisch uitputtend waren om eiseres niet geschikt te achten voor voltijds weinig belastende arbeid. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze toelichting van de verzekeringsarts B&B niet te volgen.
15. De rechtbank begrijpt eiseres zo dat zij stelt dat de verzekeringsarts B&B had moeten motiveren waarom hij afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts. De rechtbank merkt op dat uit vaste rechtspraak volgt dat de verzekeringsarts bij het in kaart brengen van de beperkingen in de FML niet is gehouden tot een bijzondere motivering in het geval deze vastlegging een andere uitkomst heeft dan een door de bedrijfsarts opgestelde belastbaarheid. [1] Ook volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat er niet aan kan worden voorbijgegaan dat een door de bedrijfsarts opgestelde FML bedoeld is om de re-integratiemogelijkheden van de betrokkene in kaart te brengen en dus een ander doel heeft dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling. Gelet hierop kan aan het oordeel van de bedrijfsarts niet de waarde worden toegekend die eiseres daaraan toegekend wil zien.
16. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de Ziektewet-beoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 23 juni 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML en daarmee de juistheid van de medische beperkingen. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd dan ook geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies meer dan 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om per 6 september 2021 de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraken van de CRvB van 4 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7039 en 27 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2949.