In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het UWV per 6 september 2021. Eiseres, die voorheen als postvoorbereider/postsorteerder werkte, had zich op 6 juli 2020 ziekgemeld. Het UWV concludeerde na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek dat eiseres meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat zij lijdt aan fibromyalgie, wat haar belastbaarheid zou beïnvloeden. Ze stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet adequaat was aangepast aan haar medische situatie.
De rechtbank beoordeelde of het UWV terecht had besloten de uitkering te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsarts B&B de medische situatie van eiseres goed had beoordeeld. De rechtbank vond dat er geen reden was om aan de vastgestelde FML te twijfelen en dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van haar eerdere loon. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in deze zaak.