ECLI:NL:RBDHA:2023:10541

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
C/09/648884 / KG ZA 23-475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijk beslag op digitale bestanden onder geheimhouder en de procedure ex artikel 98 Sv

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, een geheimhouder, vorderingen heeft ingediend met betrekking tot inbeslaggenomen digitale bestanden. Eiseres vorderde dat de inbeslaggenomen bestanden niet aan het Openbaar Ministerie ter beschikking zouden worden gesteld, maar enkel door een door haar aangewezen groep personen konden worden bekeken en onderzocht. De voorzieningenrechter oordeelde dat hij geen taak had om de rechter-commissaris aan te sturen in de procedure die volgt uit artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ook al was er geen rechtsmiddel open tegen de beslissingen van de rechter-commissaris. De voorzieningenrechter verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat de rechter-commissaris, indien hij niet in staat is zelf onderzoek te verrichten, dit kan laten doen door een functionaris, mits het verschoningsrecht niet in het gedrang komt. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter niet bevoegd was om in te grijpen in de procedure van de rechter-commissaris. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/648884 / KG ZA 23-475
Vonnis in kort geding van 19 juni 2023
in de zaak van
[…], domicilie kiezende te […],
eiseres,
advocaat mr. […] te […],
tegen:
de Staat der Nederlanden(Ministerie van Justitie en Veiligheid, rechters-commissarissen in strafzaken in de rechtbank […]) te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. […] en […] te […].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de door gedaagde overgelegde producties;
- de op 16 juni 2023 via een digitale beeld- en geluidsverbinding gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 19 juni 2023 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 26 juni 2023.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Eiseres oefent het beroep van […] uit. Zij wordt verdacht van – kort gezegd – deelname aan een criminele organisatie en schending van haar ambtsgeheim. In verband met deze verdenking heeft op […] onder leiding van twee rechters-commissarissen van de rechtbank […] (hierna: de r-c’s) een doorzoeking ter inbeslagneming en ter vastlegging van gegevens plaatsgevonden in de woning van eiseres en in het pand waar zij kantoor houdt. Tijdens deze doorzoekingen zijn fysieke stukken en gegevensdragers in beslag genomen en is een aantal digitale mappen vastgelegd.
2.2.
Door de r-c’s is tijdens de doorzoeking van de woning aan eiseres meegedeeld dat zal worden gehandeld volgens de procedure ex artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat geldt bij (kort gezegd) doorzoeking en inbeslagneming bij geheimhouders.
2.3.
In een door de r-c’s opgesteld proces-verbaal van bevindingen (hierna: het p-v van bevindingen) wordt eerst de inbeslagname beschreven. Daarna wordt het standpunt van eiseres weergegeven, zoals door haar schriftelijk kenbaar gemaakt op […]. Vervolgens wordt in dit p-v het juridisch kader beschreven en ten slotte de door de r-c’s te hanteren werkwijze in de verschoningsrechtprocedure.
2.4.
Eiseres heeft daarna, in […], diverse punten naar voren gebracht naar aanleiding van het p-v van bevindingen en zij heeft in deze berichten een aantal verzoeken gedaan. De r-c’s hebben daar in een brief van […] op gereageerd. Eiseres heeft op […] schriftelijk verzocht om op enkele punten nog een nadere toelichting te ontvangen.
2.5.
Op […] heeft eiseres schriftelijk aan de r-c’s bericht dat de beperkte informatie die aan haar is verstrekt vele vragen en bezwaren oproept in het kader van de rechtmatigheid van de gevolgde handelwijze en dat het uitblijven van een (genoegzame) reactie hierop bij haar fundamentele zorgen heeft doen ontstaan omtrent het waarborgen van de vertrouwelijkheid van de inbeslaggenomen informatie. Eiseres verzoekt dringend om al de door haar gevraagde informatie te verstrekken en om per direct de uitvoering van de procedure om de inhoud van alle inbeslaggenomen voorwerpen te beoordelen, op te schorten tot het moment dat zij volledig is geïnformeerd, haar geheimhoudingplichten worden gewaarborgd overeenkomstig de daartoe geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie en beoordeling van de inhoud plaatsvindt in lijn daarmee.
2.6.
De r-c’s hebben daarna aangegeven dat zij vooralsnog niet bereid zijn om de procedure op te schorten. Zij hebben een nadere reactie aangekondigd en aangegeven bereid te zijn om in een regiebijeenkomst een nadere toelichting te geven op de te volgen procedure ex art. 98 Sv en dan ook in te gaan op de brieven van eiseres van […]. Eiseres heeft aangegeven daarbij aanwezig te zullen zijn. Gedaagde heeft de geplande regiebijeenkomst echter geannuleerd vanwege dit door eiseres aangespannen kort geding.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te gelasten:
1. de inbeslaggenomen voorwerpen en gegevens niet ter beschikking van het OM – in welke hoedanigheid dan ook – te stellen tot het moment dat er onherroepelijk is beslist over het standpunt van eiseres ter zake het verschoningsrecht;
2. enkel eiseres, haar advocaten, de r-c’s, – indien voor de uitvoering van de taken van de r-c’s noodzakelijk – beëdigde medewerkers van het kabinet, onafhankelijke (in overleg met eiseres te bepalen) deskundigen en de leden van de raadkamer in het kader van een procedure ex artikel 552a Sv toegang te geven tot de inbeslaggenomen voorwerpen en gegevens tot het moment dat er onherroepelijk is beslist over het standpunt van eiseres ter zake het verschoningsrecht;
3. alle inbeslaggenomen voorwerpen en gegevens ten kabinette van de r-c’s te bewaren tot er een onherroepelijk oordeel is ter zake de kennisneming van het beslag;
4. binnen 48 uur na dagtekening van dit vonnis aan (de advocaten van) eiseres een volledig overzicht van de behandeling van de beslagen voorwerpen en gegevens te verstrekken over de periode van 21 april 2023 tot de datum van het verslag, met daarin ten minste vermeld:
  • waar de voorwerpen zich hebben bevonden;
  • wie (namen en functies) toegang hebben gehad tot de voorwerpen en gegevens en waar en wanneer dit was;
  • welke handelingen er ten aanzien van de respectieve voorwerpen en gegevens hebben plaatsgevonden;
met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert eiseres – samengevat – het volgende aan. De r-c’s zetten een geheimhoudermedewerker van het OM c.q. de politie in, waardoor de vertrouwelijkheid van de informatie wordt geschonden. De belangen van eiseres worden hierdoor onomkeerbaar geschaad, omdat derden kennis kunnen nemen van de informatie waarop het verschoningsrecht rust en de geheimhouder de plicht heeft de vertrouwelijkheid te bewaken. Gedaagde handelt hierdoor onrechtmatig jegens eiseres als geheimhouder. Voorts is bij herhaling namens eiseres verzocht om informatie over het proces/de werkwijze. Die wordt niet gegeven en eiseres wordt ook niet gehoord. De handelwijze van de r-c’s is van dien aard dat er sprake is van een gerechtvaardigde vrees voor schending van het recht van eiseres op een eerlijk proces. Dat is reden om het gesloten stelsel van rechtsmiddelen te doorbreken.
3.3.
Gedaagde voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De r-c’s hebben tijdens de doorzoeking van de woning van eiseres aan haar meegedeeld dat zal worden gehandeld volgens de procedure van artikel 98 Sv. Uit dat artikel volgt dat de r-c degene is die beslist hoe de te volgen procedure, die er op is gericht om de belangen van eiseres als geheimhouder te beschermen, in dit specifieke geval wordt ingericht. Alle vorderingen hebben betrekking op de wijze waarop de r-c’s daar in dit geval uitvoering aan geven en welke beslissingen daarin worden genomen. De omstandigheid dat eiseres het handelen en de beslissingen van de r-c’s betitelt als onrechtmatig jegens haar als geheimhouder, kan niet leiden tot de conclusie dat de vorderingen daarom niet zien op de procesvoering, zoals eiseres heeft betoogd. Aan dat betoog wordt dus voorbij gegaan. De vorderingen strekken ertoe dat de voorzieningenrechter ingrijpt in die (inrichting van de) procedure ex artikel 98 Sv door de r-c’s te gelasten om op een bepaalde door de voorzieningenrechter voorgeschreven wijze te handelen. Dergelijke vorderingen zijn in dit kort geding niet toewijsbaar.
4.2.
Het is vaste rechtspraak dat partijen in de rechtsgang die in dit geschil aan de orde is, zijn aangewezen op de voor die rechtsgang geldende regels en mogelijkheden en dat het aan de op grond van de wet competente rechter in die rechtsgang is om te beslissen over de uitleg van die regels en mogelijkheden. In dat verband is voor de burgerlijke rechter, gelet op de wettelijke verdeling van rechterlijke bevoegdheid, geen taak weggelegd en voor door de burgerlijke rechter in dit kader te treffen voorzieningen is daarom geen plaats (zie onder andere HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1806).
4.3.
Of in die andere rechtsgang tegen beslissingen beklag kan worden ingesteld – zoals het geval is indien zou worden beslist dat inbeslagneming is toegestaan – of daartegen geen tussentijds rechtsmiddel open staat – zoals het geval is bij de meer procedurele beslissingen die in de loop van de artikel 98 Sv-procedure door de r-c’s worden genomen – maakt geen verschil. Het wel of niet bieden van een (tussentijds) rechtsmiddel is een keuze van de wetgever. Is geen rechtsmiddel opengesteld dat kan het kort geding niet dienen als verkapt tussentijds appel.
4.4.
Wat betreft die laatste categorie beslissingen, procedurebeslissingen, heeft eiseres naar voren gebracht dat het niet nodig is dat de r-c’s zich in deze door iemand laten bijstaan, maar dat dit, als het al nodig zou zijn, in ieder geval niet iemand kan zijn die werkzaam is bij het OM. Dit is onder omstandigheden echter wel toegestaan, zo volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder andere ECLI:NL:HR:2016:1324 en ECLI:NL:HR:2021:193). Daarin is bepaald dat, indien de r-c – bijvoorbeeld in verband met de aard of de omvang van de inbeslaggenomen stukken of gegevens – niet in staat is zelf het onderzoek te verrichten, hij het daarheen mag leiden dat het onderzoek wordt verricht door zodanige functionaris en op zodanige wijze dat is gewaarborgd dat het verschoningsrecht niet in het gedrang komt, alsmede dat dit een zogenoemde geheimhouder-officier van justitie kan zijn, mits is voldaan aan een aantal eisen. Uit het p-v van bevindingen volgt dat de r-c’s hebben beslist dat zij bijstand nodig achten. Dat is aan hen om te bepalen. Dat geldt ook voor de wijze waarop zij hier de komende periode verder uitvoering aan geven. Indien eiseres daar bezwaar tegen heeft, dient zij zich tot de r-c’s te wenden, die dan dienen te beslissen of zij dat bezwaar honoreren. Het is niet aan de voorzieningenrechter om daarin “bij te sturen”.
4.5.
Voor zover eiseres heeft betoogd dat zij de vierde vordering mede heeft ingesteld als verdachte en dat het doen van een beroep op artikel 6 EVRM als verdachte met zich brengt dat er een uitzondering dient te worden gemaakt op hetgeen onder 4.3 is vermeld, kan zij daarin niet worden gevolgd. Het gaat er ook bij de vierde vordering om dat de voorzieningenrechter de r-c’s voorschrijft hoe te handelen in het kader van de artikel 98 Sv-procedure, namelijk door hen te gelasten aan eiseres bepaalde informatie te verschaffen over het verloop van die procedure. Of het in strijd is met artikel 6 EVRM als de r-c dat nalaat, dient door de strafrechter te worden beoordeeld.
4.6.
Het gevorderde zal daarom in dit geding worden afgewezen.
4.7.
Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.
ts