ECLI:NL:RBDHA:2023:10379
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvragen voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvragen zijn op 11 augustus 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 9 februari 2023, een besluit moeten nemen. Echter, er is geen besluit genomen binnen deze termijn. Eiseres heeft de staatssecretaris op 12 april 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 8 juni 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvragen van eiseres en haar kinderen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 en het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, wat aanleiding geeft om een langere beslistermijn op te leggen dan gebruikelijk. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken ter onderbouwing van haar beslissing.