ECLI:NL:RBDHA:2023:10378
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat eerder voorlopig was toegewezen. De rechtbank heeft dit verzoek definitief toegewezen, waardoor eiser geen griffierecht hoeft te betalen.
Eiser heeft zijn aanvraag op 18 augustus 2022 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 16 november 2022, een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiser verweerder op 2 maart 2023 in gebreke gesteld en op 17 maart 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.