ECLI:NL:RBDHA:2023:10316
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van rijbewijs en onderzoek naar geschiktheid na vermoedelijke alcoholinname bij verkeersongeval
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de schorsing van het rijbewijs van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.F. Deen, had zijn rijbewijs geschorst gekregen door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), vertegenwoordigd door mr. J.J. Kwant, na een melding van de politie dat hij vermoedelijk onder invloed van alcohol betrokken was bij een verkeersongeval op 23 april 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie een ademalcoholgehalte van 955 µg/l bij eiser had geconstateerd, wat leidde tot de verplichting voor eiser om mee te werken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid om een motorvoertuig te besturen.
Eiser betwistte de noodzaak van het onderzoek en de schorsing van zijn rijbewijs, stellende dat hij op het moment van het ongeval niet de bestuurder was. De rechtbank oordeelde echter dat de melding van de politie en de verklaringen van getuigen voldoende bewijs boden voor de conclusie dat eiser als bestuurder onder invloed van alcohol had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving omtrent rijvaardigheid en geschiktheid geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit soort gevallen, en dat de schorsing van het rijbewijs gerechtvaardigd was op basis van de geconstateerde feiten.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. Deze uitspraak onderstreept de strikte handhaving van de regels omtrent alcoholgebruik in het verkeer en de verplichtingen van bestuurders om mee te werken aan onderzoeken naar hun geschiktheid.