ECLI:NL:RBDHA:2023:10229
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 13 juli 2023, is het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Jemenitische nationaliteit, had op 24 januari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij nieuwe informatie heeft ingebracht die volgens hem aantoont dat hij in Polen een reëel risico loopt op schending van zijn rechten, zoals vastgelegd in artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de nieuwe informatie die eiser heeft ingediend, waaronder een uitspraak van het HvJEU van 5 juni 2023. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet voldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de argumenten van eiser, die onder andere wijzen op de situatie van asielzoekers in Polen en de schendingen van mensenrechten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de gemachtigde van eiser.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Staatssecretaris om zorgvuldig om te gaan met nieuwe informatie die de situatie van asielzoekers in andere EU-lidstaten betreft, en bevestigt het belang van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het asielproces.