Op 7 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 25 mei 2023. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van de opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk. De opposant heeft verzet aangetekend, maar heeft niet verzocht om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was en dat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van de eerdere uitspraak. De opposant voerde aan dat de rechtbank niet tot een kennelijk oordeel was gekomen, maar de rechtbank weerlegt dit door te stellen dat de vereenvoudigde afdoening voldoende duidelijk was. De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.