ECLI:NL:RBDHA:2023:100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsvermogen van eiser in het kader van de Wajong-uitkering na laattijdige aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiser, geboren in 1982, heeft een geschiedenis van ADHD, middelengebruik en lichamelijke klachten, waaronder carpaal tunnelsyndroom. Na een ongeval in 2020 heeft hij een aanvraag ingediend bij het Uwv voor een Wajong-uitkering, die werd afgewezen op basis van de conclusie dat hij arbeidsvermogen heeft. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar ook dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 15 december 2022 behandeld en de argumenten van eiser, waaronder zijn gezondheidsklachten en het verzoek om een deskundige in te schakelen, overwogen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig hebben geoordeeld en dat eiser ten tijde van de aanvraag over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat er geen reden is om de periode in het verleden te onderzoeken, omdat eiser arbeidsvermogen heeft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de Wajong-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2
Eiser is geboren op [geboortedag] 1982. Op [geboortedag] 2000 is hij achttien jaar geworden. Bij eiser is de diagnose ADHD gesteld en er is sprake van middelengebruik. Ook heeft hij last van lichamelijke klachten, waarbij het gaat om carpaal tunnelsyndroom aan beide handen. In november 2020 heeft eiser bij een ongeval beide hielbenen gebroken. Eiser heeft een 4-jarige opleiding aan de Lagere Land- en Tuinbouwschool gevolgd en hiervoor een diploma behaald
.Hierna heeft hij 1 jaar onderwijs op het ROC onderwijs gevolgd. Hij heeft in de periode van 1999 tot 2009 bij diverse werkgevers korte perioden gewerkt. Eiser heeft de afgelopen jaren ook meerdere malen in detentie gezeten. Vanwege de beperkingen die eiser ervaart heeft hij op 20 juli 2020 een ‘aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ ingediend bij het Uwv. Hij wil in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering.
1.3
Naar aanleiding van die aanvraag is door verweerder een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige beoordeling gedaan. Met name is beoordeeld of eiser in aanmerking komt voor een indicatie banenafspraak. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in de rapporten van 2 september en 3 september 2020.Met het besluit van 10 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat eiser geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.4
Naar aanleiding van het bezwaar van eiser hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b een onderzoek gedaan. Hun bevindingen staan vermeld in de rapporten van 26 februari, 31 maart en 8 april 2021. Zij concluderen dat eiser arbeidsvermogen heeft en dat hij daarom niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Met het besluit van 13 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.5
Eiser is het hier niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Hierna heeft eiser medische informatie ingediend van de behandelend sector. Hierop heeft verweerder gereageerd door middel van een rapport van de verzekeringsarts b&b van
22 september 2022.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Beoordeling van het geschil

2. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht heeft beslist dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Omdat het gaat om een laattijdige aanvraag is door verweerder eerst beoordeeld of eiser ten tijde van de aanvraag beschikte over arbeidsvermogen. De beoordeling door de rechtbank vindt plaats aan de hand van de beroepsgronden die eiser naar voren heeft gebracht, en die hieronder nader worden weergegeven.
3.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b. Verweerder mag die rapporten aan de besluitvorming ten grondslag leggen als het onderzoek zorgvuldig en deugdelijk is en de rapporten geen inconsistenties of tegenstrijdigheden bevatten en voldoende concludent zijn. De beschikbare medische informatie moet zijn betrokken bij de beoordeling en de conclusies moeten inzichtelijk zijn gemotiveerd.
3.2
Als eiser het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsarts b&b, dan moet hij zijn standpunt onderbouwen en informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Hij kan niet volstaan met het noemen van zijn gezondheidsklachten.
Beroepsgronden
4.1
Eiser voert aan dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. De reden hiervan is dat herstel is uitgesloten, onder meer met betrekking tot de handklachten.
4.2
Ook stelt eiser zich op het standpunt dat er sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden’ (GBM) vanwege zijn klachten. Er is op energetische gronden (vanwege een stoornis in de energiehuishouding met grote noodzaak tot recuperatie), preventieve gronden (ter voorkoming van zelfverwonding) en verminderde beschikbaarheid een beperking aanwezig in de duurbelastbaarheid. Eiser verwijst naar de medische informatie die hij in beroep heeft overgelegd van zijn behandelaars en van zijn ambulant begeleider waarin de klachten de hij heeft uitvoerig staan beschreven. Ter zitting is naar voren gekomen dat eiser met name vindt dat hij geen basale werknemersvaardigheden heeft als gevolg van zijn klachten. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige in te schakelen voor het verrichten van een onderzoek. Eiser verwijst daarbij naar het arrest Korošec. [1]
Toetsingskader
5.1
De rechtbank stelt voorop dat de Wajong alleen toegankelijk is voor jonggehandicapten die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ staat gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’.
5.2
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte, voor zover hier van belang, de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
5.3
Op grond van het tweede lid wordt de ingezetene, bedoeld in het eerste lid, alsnog jonggehandicapte indien hij binnen vijf jaar na zijn achttiende jaar duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op zijn achttiende jaar.
5.4
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) wordt uitgelegd wanneer iemand geen mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft iemand geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als hij:
- geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
- niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
- niet één uur aaneengesloten kan werken; of
- niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
5.5
Voor het recht op een Wajong-uitkering moet verweerder beoordelen of (ten minste) één van de vier hierboven genoemde situaties zich voordoet. Is dat zo, dan ontbreekt het arbeidsvermogen. Verweerder moet daarna beoordelen of dat duurzaam is.
5.6
Bij een laattijdige aanvraag als hier aan de orde dient, naast een beoordeling aan de hand van de criteria van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong beoordeeld te worden of eiseres alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt en in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat hij op enig moment binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden (artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong), dan wel dat het ontbreken van arbeidsvermogen tien jaar onafgebroken heeft voortgeduurd (artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong). [2]
De beoordeling van de rechtbank
6.1
Voor de beoordeling of eiser al dan niet arbeidsvermogen heeft, zijn met name de rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b van belang.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b in het eerste rapport en het aanvullende tweede rapport op een inzichtelijke en navolgbare wijze verslag heeft gedaan van zijn onderzoeksbevindingen en de daarop gebaseerde conclusies. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts b&b op basis van dossierstudie aandacht heeft besteed aan alle klachten van eiser. Hierbij gaat het om psychische klachten die (onder meer) verband houden met de ADHD/ADD en het middelengebruik, de handklachten waarvoor de diagnose carpaal tunnelsyndroom is gesteld en de voetklachten die bij eiser na de aanvraag van de Wajong-uitkering zijn ontstaan en waarvoor eiser tijdelijk beperkingen heeft. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende gemotiveerd waarom hij zich kan verenigen met de beperkingen die de eerste verzekeringsarts heeft geduid. Met name de psychische beperkingen zijn blijvend van aard. Deze hebben (onder meer) betrekking op een voorspelbare werksituatie zonder veelvuldige prikkels en het omgaan met conflicten. Ook zijn werkzaamheden waarbij intensieve communicatieve interactie vereist is, niet passend voor eiser. De beperkingen die verband houden met de lichamelijke aandoeningen zijn niet blijvend. De verzekeringsarts b&b heeft hierover aangegeven dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat deze langer dan een half jaar zullen aanhouden mits juist behandeld. Met de beperkingen is eiser tenminste 4 uur per dag belastbaar. Er is geen noodzaak voor extra recuperatie. Evenmin is er een preventieve noodzaak om minder uren te werken omdat er geen sprake is van een aandoening die door toenemende duurbelasting kan optreden of verergeren. Er is ook geen sprake van een verminderde beschikbaarheid door een noodzakelijke behandeling. De situatie ‘geen benutbare mogelijkheden’ is daarom niet aan de orde. De verzekeringsarts b&b heeft ook op heldere wijze uitgelegd waarom eiser 1 uur aaneengesloten kan werken. Hierbij heeft hij in aanmerking genomen dat eiser geen (grote) problemen heeft bij het uitvoeren van dagelijkse routinehandelingen, geen geheugenstoornis heeft of beperkingen bij het herinneren en geen ernstig probleem heeft bij het richten en vasthouden van de aandacht. Er is ook geen sprake van onbedwingbaar gedrag. De verzekeringsarts b&b merkt in dat verband op dat om een bepaalde taak gedurende langere tijd te kunnen blijven uitvoeren, eiser zijn aandacht op de taak moet kunnen blijven richten. Het feit dat eiser moeite stelt te hebben met het vasthouden van de aandacht en snel is afgeleid, betekent nog niet dat hij niet in staat is om één uur aaneengesloten te werken, mede omdat er activiteiten zijn die eiser gedurende een langere tijd (langer dan 1 uur) heeft kunnen doen. Hierbij gaat het om thuis klussen, het huishouden en ook werken. De verzekeringsarts b&b verwijst naar het rapport van de eerste verzekeringsarts waarin dit staat vermeld.
Evenmin zijn er volgens de verzekeringsarts b&b medische redenen om aan te nemen dat eiser niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. De verzekeringsarts b&b heeft hierbij in aanmerking genomen dat er geen stoornis is in de taalvaardigheid. Evenmin zijn er medische aandoeningen waardoor het aannemelijk is dat eiser niet in staat zou zijn om instructies te begrijpen, onthouden en om handelingen zelfstandig en op de juiste wijze uit te voeren. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b hiermee afdoende heeft gemotiveerd waarom eiser op medisch gebied arbeidsvermogen heeft.
6.3
De door eiser overgelegde medische informatie in beroep leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat de hiervoor vermelde onderzoeksbevindingen en conclusies van de verzekeringsarts b&b niet juist zijn. In de bedoelde medische informatie worden in algemene zin de klachten, problemen en ervaren belemmeringen van eiser beschreven. Hierin zijn geen aanwijzingen te vinden dat eiser niet in staat is om 4 uur per dag belastbaar te zijn of 1 uur aangesloten te werken. De rechtbank verwijst ook naar het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b van 22 september 2022 waarin hij is ingegaan op de door eiser overgelegde medische informatie en waaruit blijkt dat hij geen aanleiding ziet om een ander standpunt in te nemen. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd en overgelegd geen reden om aan het medische oordeel van de verzekeringsarts b&b te twijfelen.
6.4
Op grond van het arrest Korošec moet volgens vaste rechtspraak door de rechtbank worden beoordeeld of het oordeel van de verzekeringsarts b&b zorgvuldig is, of sprake is van een schending van het beginsel van equality of arms en of het oordeel van de verzekeringsarts b&b inhoudelijk juist is. [3] Zoals uit 6.2 tot en met 6.4 volgt, is er geen aanleiding voor het oordeel dat het door de verzekeringsarts b&b verrichte onderzoek onzorgvuldig is. Voor wat betreft het aspect van equality of arms, geldt dat gesteld noch gebleken is dat eiser niet over de financiële middelen beschikt om een advies van een deskundige in te brengen. Daarnaast is alle door eiser ingebrachte medische informatie door de verzekeringsarts b&b beoordeeld, welke beoordeling vervolgens in beroep wordt getoetst. Van strijd met het beginsel van equality of arms is daarom niet gebleken. Uit wat hiervoor is overwogen volgt ten slotte dat er ook geen aanleiding is voor het oordeel dat de inhoudelijke beoordeling niet juist is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals door eiser is verzocht.
7. De rechtbank is tevens van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b op een inzichtelijke en navolgbare wijze verslag heeft gedaan van zijn onderzoeksbevindingen en daarop gebaseerde conclusies. De arbeidsdeskundige b&b heeft bij zijn oordeelsvorming
de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsartsen, de vastgestelde beperkingen in het functioneren van eiser en zijn opleidingsniveau betrokken. Hij is op basis van die informatie tot de conclusie gekomen dat eiser een bepaalde taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren, namelijk het plaatsen van onderdelen op een printplaat. De arbeidsdeskundige b&b heeft uiteengezet dat het een voornamelijk zittende functie met een lichte fysieke inspanning voor de handen betreft. De werknemer heeft een eigen werktafel en er is weinig interactie met collega’s. Ook heeft de arbeidsdeskundige b&b op navolgbare wijze gemotiveerd dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt. Hierbij heeft hij in aanmerking genomen dat eiser weliswaar moeite heeft met theorie, maar dat hij praktijkopdrachten goed kan uitvoeren. Eiser heeft een diploma op de Lagere Land- en Tuinbouwschool gehaald en hij heeft een lange tijd in de bouw gewerkt. De verzekeringsarts b&b leidt hieruit af dat eiser in staat is om instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren, en ook dat hij gemaakte afspraken kan nakomen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten.
8. Verweerder wordt gevolgd in het uitgangspunt dat, omdat het gaat om een laattijdige aanvraag, eerst is beoordeeld of eiser ten tijde van de aanvraag beschikte over arbeidsvermogen en dat pas als dit niet het geval blijkt te zijn, nader wordt gekeken naar de periode in het verleden. Omdat eiser ten tijde van de aanvraag beschikte over arbeidsvermogen, was het niet nodig om de periode in het verleden te onderzoeken. De rechtbank wijst op vaste rechtspraak van de CRvB waarin dit naar voren komt. [4] Voor een beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen van eiser bestaat geen aanleiding omdat de conclusie is dat eiser arbeidsvermogen heeft.

De conclusie van de rechtbank

9. Gelet op wat hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder terecht heeft geweigerd om een Wajong-uitkering aan eiser toe te kennen, omdat hij beschikt over arbeidsvermogen. Het beroep is daarom ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
7. Het medisch onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, anamnese, lichamelijk en psychisch onderzoek, spreekuuronderzoek, medische informatie van twee behandelaars door de eerste verzekeringsarts, het gestelde in het bezwaarschrift, eigen dossieronderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de medische informatie afkomstig vanuit de behandelende sector. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest. Dit is verder ook niet weersproken door eiseres.
8. Wat eiseres in beroep aanvoert, geeft verder geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 23 oktober 2020 op inzichtelijke en overtuigende wijze heeft gemotiveerd waarom eiseres één uur aaneengesloten kan werken en ten minste vier uur per dag belastbaar is. Door enkel te stellen dat eiseres volgens haar geen arbeidsvermogen heeft, zijn deze overwegingen niet concreet bestreden. De uitkomst van de kantelproef van 28 oktober 2021, waarin staat dat eiseres tijdens meermaals vooroverbuigen van het hoofd vanuit staande positie na ongeveer 30 seconden wegraakt en waarbij er een zwelling optreedt van het AVM rechts achter het oor, en de brieven van de neuroloog van 2 november 2021 en 16 december 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (daarna nog) beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarover in het rapport van 21 januari 2022 inzichtelijk en toereikend gemotiveerd waarom de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft voor wijziging van het eerdere standpunt. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgesteld dat de bevinding van wegraking bij de kantelproef niet heeft geleid tot een andere diagnose en dat geen sprake is van epilepsie, maar van psychogene wegrakingen. Hij heeft in het rapport van 21 januari 2022 verder genoteerd dat eiseres, gelet op haar (laagfrequente) wegrakingen, is aangewezen op een veilige werkplek, maar dit was reeds onderkend in het vorige rapport. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat niet valt in te zien dat eiseres als gevolg van de psychogene, laagfrequente aanvallen niet in staat zou zijn om zich gedurende één uur achtereen met een taak bezig te houden en dat de aanvallen haar belastbaarheid van vier uur per dag niet in de weg staan. Eiseres heeft geen reactie gegeven op het rapport van de verzekeringsarts van 21 januari 2022 en dus ook deze conclusies niet bestreden. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in zijn standpunt te volgen. Dat, zoals eiseres stelt, de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv indruisen tegen die van de medisch specialist, geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling. Eiseres heeft immers niet gemotiveerd aangegeven in welk opzicht dat het geval zou zijn.

Voetnoten

1.Uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, zaaknummer 772/12, Korošec.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1633.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:528.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 7 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1633.