Uitspraak
[Klager],
Inleiding
- de chatgesprekken tussen de klager en mevrouw [naam] tussen 19 februari 2021 en 20 januari 2022;
- de chatgesprekken van de chatgroep ‘Huisartsenzorg’ tussen 20 februari 2021 en 21 januari 2022.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende geheimhouderstukken. De klager, een huisarts, wordt verdacht van dood door schuld van zijn echtgenote en patiënte. De rechter-commissaris had eerder besloten dat er zeer uitzonderlijke omstandigheden waren die het doorbreken van het verschoningsrecht rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beklag gedeeltelijk gegrond verklaard, met name voor het medisch dossier van de patiënte voor de periode vóór 1 januari 2017 en bepaalde chatgesprekken. De rechtbank oordeelde dat het belang van waarheidsvinding in deze zaak zwaarder weegt dan het verschoningsrecht van de klager, gezien de ernst van de verdenking en de noodzaak om relevante gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek te verkrijgen. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de privacy van andere patiënten en heeft bepaald dat gegevens die betrekking hebben op andere patiënten niet mogen worden gebruikt. De beslissing is genomen door een meervoudige raadkamer in strafzaken, waarbij de klager niet aanwezig was, maar zijn advocaat en de officier van justitie wel.