In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 september 2022 een beschikking gegeven in een internationale kinderontvoeringskwestie. De vader, wonende in Montenegro, heeft verzocht om de teruggeleiding van zijn twee minderjarige kinderen naar Montenegro, nadat de moeder hen zonder toestemming naar Nederland had gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag hebben over de kinderen en dat de moeder haar stelling dat de vader toestemming heeft gegeven voor het vertrek naar Nederland niet heeft onderbouwd. De moeder heeft zich beroepen op de weigeringsgrond van ondragelijke toestand, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet heeft aangetoond dat er sprake is van psychisch of verbaal geweld dat de kinderen zou schaden. De rechtbank concludeert dat de overbrenging van de kinderen naar Nederland ongeoorloofd was en gelast de onmiddellijke terugkeer van de kinderen naar Montenegro, uiterlijk op 7 oktober 2022. De rechtbank wijst het verzoek van de vader om voorlopige voogdij af, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de moeder zich aan de tenuitvoerlegging van de beschikking zal onttrekken. De proceskosten worden gecompenseerd.