ECLI:NL:RBDHA:2022:9473
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en herziening van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en oplegging van een boete
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een bijstandsontvanger, en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Eiser ontving sinds 1 oktober 2019 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). De gemeente heeft echter zijn recht op bijstand met onmiddellijke ingang beëindigd en een bedrag van € 3.054,79 teruggevorderd, omdat eiser volgens de gemeente niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde. Eiser heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de gemeente heeft deze ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente een onderzoek heeft ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan eiser, waarbij onder andere een huisbezoek en buurtonderzoek zijn uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de gemeente voldoende bewijs heeft geleverd dat eiser niet op het uitkeringsadres woonde en dat hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiser heeft verklaard dat hij in de periode van oktober 2019 tot januari 2020 vaker bij zijn ex-partner verbleef, maar de rechtbank oordeelt dat de gemeente terecht heeft geconcludeerd dat eiser zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had.
Daarnaast heeft de gemeente eiser een boete opgelegd van € 635,40 wegens het niet nakomen van de inlichtingenplicht. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de boete in overeenstemming is met de geldende richtlijnen en dat er geen redenen zijn om van het opleggen van de boete af te zien. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de besluiten van de gemeente.