ECLI:NL:RBDHA:2022:9443
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening tegen uitzetting van een Soedanese vreemdeling naar Frankrijk
Op 3 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij een Soedanese vreemdeling, verzoeker, bezwaar heeft gemaakt tegen zijn voorgenomen uitzetting naar Frankrijk. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze zaak. Verzoeker had op 31 december 2021 een kennisgeving ontvangen dat hij op 4 januari 2022 per vliegtuig naar Toulouse zou worden uitgezet. In reactie hierop heeft verzoeker op 3 januari 2022 een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, waarin hij vroeg om de uitzetting te schorsen totdat er op zijn bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de uitzetting op korte termijn gepland stond. De rechter heeft echter ook geconstateerd dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de rechtmatigheid van de uitzetting in twijfel zouden trekken. De voorzieningenrechter heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen redelijke kans van slagen hadden. Bovendien was er geen bezwaar gemaakt tegen de wijze van uitzetting, wat ook een belangrijke factor was in de beoordeling.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoeker geen recht had op vergoeding van proceskosten, omdat hij in het ongelijk was gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier drs. S.S. Mazaheri, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.