ECLI:NL:RBDHA:2022:9432

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
NL22.8377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Libanese vrouw met problemen met Hezbollah en risico op eerwraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in het asielverzoek van een Libanese vrouw, die haar aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De vrouw, geboren in 1994, heeft in Nederland gestudeerd en is teruggekeerd naar Libanon. Haar asielaanvraag is gebaseerd op de bedreigingen die haar vader heeft ontvangen van Hezbollah, omdat hij weigerde zijn vastgoed aan hen ter beschikking te stellen. De vrouw heeft ook zelf bedreigingen ervaren en vreest voor eerwraak vanwege haar atheïsme en een geheime relatie met een jongen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de problemen van de vrouw en haar vader niet te herleiden zijn tot de vervolgingsgronden in het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeert dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Libanon een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden de asielaanvraag heeft afgewezen. De vrouw kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8377

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.C. Kaptein),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

ProcesverloopBij besluit van 14 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. [A], waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer M.D.M. Metry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1994 en heeft de Libanese nationaliteit. Zij heeft tussen 2017 en 2019 in Nederland gestudeerd en is daarna teruggekeerd naar Libanon. Eiseres heeft op 7 november 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Aan deze aanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat haar vader vanaf mei 2020 problemen heeft met Hezbollah, omdat hij zijn vastgoed niet aan Hezbollah ter beschikking wilde stellen. Haar vader is nadien bedreigd. Eiseres heeft verklaard dat ook zijzelf en haar broer een keer zijn bedreigd door twee gewapende mannen, waarbij tegen hen is gezegd dat het de volgende keer slechter zou aflopen. Eiseres heeft verder verklaard dat zij nadien niet meer is benaderd door Hezbollah, maar dat haar vader in juni 2021 is mishandeld en daarbij een hersenschudding en een gebroken schouder heeft opgelopen. Na haar asielaanvraag is haar familie meerdere keren lastig gevallen door Hezbollah. Zo is haar broer door vijf mannen van Hezbollah beschoten (21 september 2021), is het café van haar vader beschoten en in de brand gestoken (9 oktober 2021) en is op het huis van de familie geschoten en is er een granaat naar het huis gegooid (27 oktober en 19 november 2021). Daarnaast is begin april 2022 de auto waarin haar broer reed, klemgereden door Hezbollah. Naast deze problemen met Hezbollah heeft eiseres verklaard dat zij al drie jaar een geheime relatie heeft met haar vriend in Libanon, dat ze geen maagd meer is en daarom vreest voor problemen met haar familie. Haar broer heeft haar een keer betrapt terwijl ze met een jongen aan de telefoon praatte, waarna haar broer haar heeft mishandeld en haar vader heeft verteld dat ze met een jongen praatte en dat ze dit heeft verborgen. Tot slot vreest eiseres problemen omdat zij atheïst is en bij terugkeer hieraan uiting wil geven. Bij terugkeer verwacht eiseres problemen met de Libanese overheid, Hezbollah, haar familie en stam.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder vindt het asielrelaas van eiseres geloofwaardig, maar vindt het onvoldoende om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. Eiseres is volgens verweerder niet aan te merken als vluchteling als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Ook is niet aannemelijk dat zij bij uitzetting naar Libanon een reëel risico op ernstige schade loopt als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [2]
Waarom is eiseres het niet eens met verweerder?
4. Eiseres stelt dat zij wel degelijk een gegronde vrees voor vervolging heeft en een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer. De problemen met Hezbollah zijn volgens haar te herleiden tot een toegedichte politieke overtuiging, omdat de problemen van haar vader zijn ontstaan omdat hij het niet eens is met de ideologie van Hezbollah. De represailles van Hezbollah richten zich daarbij ook op gezinsleden. Daarbij is van belang dat verweerder de problemen – onder meer van haar gezinsleden – geloofwaardig vindt. [3] Het standpunt van verweerder dat eiseres geen persoonlijke problemen heeft, geen negatieve belangstelling geniet en het niet aannemelijk is dat Hezbollah achter de incidenten zit, klopt niet. Zo had het voertuig bij het schietincident met haar broer op 21 september 2021 een vlag van Hezbollah. Daarnaast had verweerder deze standpunten al in het voornemen moeten innemen en niet pas in het bestreden besluit. [4]
Ook loopt ze een risico op ernstige schade door gedwongen uithuwelijking of eerwraak. Haar islamitische familie keurt seks voor het huwelijk af, waarbij eerwraak niet is uitgesloten. Daarbij is het in haar familie gebruikelijk dat de familie het huwelijk regelt. Het in het geheim een relatie met een jongen hebben zonder goedkeuring van haar familie, maakt aannemelijk dat zij een reëel risico loopt. Daar komt bij dat in het verleden er gesprekken hierover zijn geweest en haar broer haar heeft mishandeld en bedreigd nadat zij telefonisch met een jongen had gesproken.
Verder is verweerders beoordeling met betrekking tot het risico bij terugkeer vanwege haar atheïstische levensovertuiging volgens eiseres in strijd met Werkinstructie 2022/3
Bekering en afvalligheiden rechtspraak van de hoogste bestuursrechter. [5] Verweerder heeft ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen afvalligheid en atheïsme en de risico’s bij terugkeer niet beoordeeld aan de hand van de wijze waarop zij uiting wil geven aan haar levensovertuiging. Verweerder heeft de beoordeling namelijk beperkt tot de situatie van voor haar vertrek uit Libanon, terwijl zij op dat moment geen atheïst was en het in de lijn der verwachting is dat de reactie van haar familie heftiger zal zijn. Daarnaast wijst eiseres op het risico op vervolging vanwege blasfemie in Libanon en dat uit het dossier niet blijkt dat haar aanvraag op dit punt aan een bekeringscoördinator is voorgelegd.
Tot slot wijst eiseres op de slechte veiligheidssituatie in het Baalbek-gebied.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen met Hezbollah
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht stelt dat de problemen van eiseres en haar vader niet te herleiden zijn tot één van de vervolgingsgronden in het Vluchtelingenverdrag. Verweerder volgt eiseres terecht niet in haar betoog dat haar vader problemen heeft vanwege een politieke overtuiging en deze aan haar wordt toegedicht. Uit de verklaringen van eiseres in haar vrije asielrelaas volgt namelijk dat haar vader medewerking aan Hezbollah heeft geweigerd vanuit veiligheidsoverwegingen. Het pand waarom het gaat staat dicht bij de woning van de familie en bij een oorlog tussen Hezbollah en Israël vreest de vader dat het pand gebombardeerd wordt, omdat Israël in dat soort situaties als eerste gebouwen van Hezbollah bombardeert. Verweerder merkt dit terecht niet aan als een (fundamentele) politieke overtuiging. Dat de vader van eiseres het niet eens is met de ideologie van Hezbollah blijkt niet uit de verklaringen van eiseres, althans deze verklaringen duiden nog steeds op veiligheidsoverwegingen. Dit maakt dat er geen sprake is van een politieke overtuiging die zo fundamenteel is voor de identiteit of morele integriteit van eiseres (of haar vader), dat niet verwacht mag worden dat zij (of hij) die opgeeft. [6]
6. Ook heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is, dat eiseres bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt vanwege de problemen die haar vader met Hezbollah heeft. In dit kader stelt verweerder terecht voorop dat de problemen met Hezbollah zien op haar vader, hij nog steeds in Libanon verblijft en niet de noodzaak heeft gezien Libanon te verlaten. Dit geldt ook voor haar broers. Daar komt bij dat verweerder in redelijkheid stelt dat het slechts een vermoeden is van eiseres dat Hezbollah achter de incidenten zit die na haar vertrek hebben plaatsgevonden. Hoewel eiseres in het verleden een keer is bedreigd, heeft zij van juni tot en met september 2020 zonder problemen in Libanon verbleven. Dat zij haar activiteiten staakte en in het huis van haar ouders bleef, maakt niet dat Hezbollah haar niet kon vinden. Dit alles maakt dat verweerder deugdelijk gemotiveerd en terecht stelt dat de problemen niet zien op eiseres en er geen goede redenen zijn om aan te nemen dat bij terugkeer ernstige schade zich zal voordoen. [7]
7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat verweerder een nieuw voornemen had moeten uitbrengen over de gestelde gebeurtenissen met Hezbollah. Van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3.119 van het Vb 2000 en paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000, is namelijk geen sprake.
Uithuwelijking en eerwraak
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij onder dwang zal moeten huwen of een reëel risico loopt op eerwraak. Over een huwelijk onder dwang wijst verweerder er terecht op dat de familie tot op heden geen concrete stappen heeft ondernomen om eiseres daadwerkelijk uit te huwelijken, terwijl zij inmiddels 27 jaar (bijna 28 jaar) is. Daar komt bij dat eiseres tot op heden diverse vrijheden kende. Zo heeft eiseres op zichzelf gewoond op een campus, een aantal jaren in Nederland gewoond en gestudeerd en ging ze uit met vrienden. Verweerder vindt het enkel ter sprake brengen van uithuwelijking terecht onvoldoende om het risico aannemelijk te vinden. Het feit dat haar vriend jong is en haar familie hem niet kent, omdat zij hem geheimhoudt, maakt dit niet anders. Het voorgaande in samenhang gezien met het feit dat eiseres heeft verklaard dat er geen eerwraak in haar (directe) familie voorkomt, maakt dat verweerder ook terecht stelt dat het niet aannemelijk is dat eiseres een reëel risico loopt op eerwraak.
Atheïsme
9. Verweerder heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat er een bekeringscoördinator is geraadpleegd voor het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank ziet gaan aanleiding om hieraan te twijfelen en is van oordeel dat het besluit op dit punt in overeenstemming is met Werkinstructie 2022/3. [8]
10. Niet in geschil is dat eiseres atheïst is. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat verweerder dan moet beoordelen of eiseres naar het land van herkomst kan terugkeren. Verweerder moet de verklaringen van eiseres hierover beoordelen tegen de achtergrond van wat bekend is over het land van herkomst. Hij moet daarbij onderzoeken hoe zij haar levensovertuiging bij terugkeer zou willen uiten en of dat zonder terughoudendheid mogelijk is. Bij deze beoordeling moet verweerder ook betrekken de wijze waarop eiseres nu in Nederland uiting geeft aan haar levensovertuiging. [9]
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft onderzocht en gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat eiseres als atheïst bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Daarbij heeft verweerder in het aanvullend gehoor eiseres afdoende in de gelegenheid gesteld om te verklaren over hoe zij bij terugkeer in Libanon uiting wil geven aan haar levensovertuiging en hoe zij dat op dit moment in Nederland doet. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit feitelijk niet heel veel verschilt van de situatie van voor haar vertrek. Verweerder vindt het daarom terecht relevant dat eiseres voor vertrek haar denkwijze en twijfels over de islam met haar familie heeft gedeeld. Hoewel haar familie niet (altijd) positief reageerde, heeft eiseres niet verklaard over daadwerkelijke problemen. Teleurstelling en boosheid van haar familie is daarvoor onvoldoende. Daar komt bij dat eiseres veel vrijheden genoot. Zo heeft eiseres in Libanon op een campus gewoond, een aantal jaren in Nederland gewoond en gestudeerd en dansles gegeven. Dat het geven van dansles in het geheim gebeurde, waarvan enkel haar moeder op de hoogte was, doet aan de overige vrijheden geen afbreuk. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit alles er niet op wijst dat eiseres uit een zeer conservatief gezin komt. Daar komt bij dat eiseres nog steeds contact onderhoudt met haar familie zonder dat zich problemen voordoen. Ook is het niet aannemelijk dat eiseres te vrezen heeft voor de stam van haar moeder. Verweerder wijst er terecht op dat zowel eiseres als haar moeder geen contact onderhouden met de stam. Tot slot stelt verweerder terecht en deugdelijk gemotiveerd, dat ook niet aannemelijk is dat eiseres te vrezen heeft voor de Libanese autoriteiten en samenleving. Uit openbare bronnen blijkt dat er maatschappelijk overeenstemming bestaat dat diversiteit aan religie en overtuigingen gekoesterd, verdedigd en ontwikkeld moet worden. Daarbij is het recht op vrije uitoefening van religie opgenomen in de Grondwet en hebben Libanezen het recht om hun religieuze overtuiging te veranderen. De door eiseres aangehaalde bronnen, hebben verweerder niet tot een ander oordeel hoeven brengen, omdat daaruit niet volgt dat wet- en regelgeving in de praktijk niet wordt nageleefd. Daar komt bij dat met de feiten en omstandigheden die eiseres naar voren heeft gebracht, niet aannemelijk is geworden dat zij te maken heeft gehad en zal krijgen met discriminatie vanwege haar atheïstische levensovertuiging van zodanige aard, dat het voor haar onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren.
Veiligheidssituatie
12. Verweerder stelt terecht dat de algemene veiligheidssituatie in Libanon niet zodanig is dat hij eiseres enkel om die reden een verblijfsvergunning asiel dient te verlenen. [10] Gelet op de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) moet het hierbij gaan om “the most extreme cases of general violence”. [11] De informatie die eiseres over het Baalbek-gebied heeft ingebracht, heeft verweerder niet tot een ander oordeel hoeven brengen.
Wat is de conclusie?
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de asielaanvraag van eiseres heeft afgewezen, omdat zij niet met individuele feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kan terugkeren naar Libanon, waarbij verweerder ook gewicht mocht toekennen aan het feit dat eiseres in Nederland niet direct asiel heeft aangevraagd.
14. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
15. Verweerder hoeft eiseres geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Eiseres doet daarbij een beroep op artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn.
4.Eiseres doet daarbij een beroep op artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Eiseres verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:93).
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3735, r.o. 5.7).
7.Als bedoeld in artikel 4, vierde lid van de Kwalificatierichtlijn.
8.Zie onder meer de uitspraken van deze rechtbank van 28 mei 2020 (zittingsplaats Middelburg, ECLI:NL:RBDHA:2020:5143, r.o. 7.) en 23 juni 2022 (zittingsplaats Rotterdam, ECLI:NL:RBROT:2022:5045, r.o. 3.1.).
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1795, r.o. 2).
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2517).
11.Zie bijvoorbeeld het arrest van het EHRM van 19 december 2013 inzake B.K.A. tegen Zweden, nr. 11161/11.