Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 augustus 2021, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 14;
- het tussenvonnis van 11 mei 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de brief van de advocaat van [gedaagde] van 13 mei 2022, met producties 11 tot en met 15;
- de productie 16 van [gedaagde].
2.De feiten
Bestuur
Raad van toezicht
(…)
i. het wijzigen van bankrelaties en het ter leen verstrekken van gelden, alsmede het ter leen opnemen van gelden, waaronder niet is begrepen het doen van opnamen ten laste van een aan de stichting verleend krediet dat door de raad van toezicht is goedgekeurd;
(…)
3.Het geschil
in conventie
- a) bedoelde bedragen op grond van een tussen hem en de Stichting bestaande geldleningsovereenkomst heeft opgenomen en de aflossingen van de geleende bedragen op grond van deze overeenkomst pas hoeven te worden gestart per 1 mei 2024;
- b) vorderingen van hemzelf en van SIPP op de Stichting – die het geleende bedrag van € 327.150 overstijgen – mag verrekenen met de vorderingen van de Stichting op hem.
primairde Stichting veroordeelt tot betaling aan hem van € 28.257,50, vermeerderd met wettelijke rente;
subsidiairvoor recht verklaart dat de Stichting hem een beloning moet betalen voor zijn taak als bestuurder van de Stichting in de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 juli 2018, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
contractueelgerechtigd tot verrekening van de beweerde vordering van SIPP met de vordering van de Stichting op hem. [gedaagde] is daartoe evenmin
wettelijkbevoegd. Op grond van artikel 6:127 BW (regelend recht) heeft de schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening alleen als partijen wederkerig elkaars schuldeiser en schuldenaar zijn. Aan deze voorwaarde is niet voldaan, omdat het gaat om een (beweerde) vordering van SIPP op de Stichting en niet van [gedaagde] zelf op de Stichting. Daarom wordt dit beroep van [gedaagde] op verrekening verworpen.