ECLI:NL:HR:1982:AG4503

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 1982
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
5967 req.nr
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Ras
  • Snijders
  • Haardt
  • Martens
  • Verburgh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsbeperkingen van directeuren van een NV en externe werking

In deze zaak gaat het om de vraag of een NV zich kan beroepen op een beperking van de bevoegdheid van haar directeuren jegens derden. De zaak is ontstaan uit een geschil tussen een verzoeker en de vennootschap N.V. over de verkoop van twee draaibanken. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) had besloten dat het bestuur van de NV alleen met toestemming van de AVA bevoegd was om deze draaibanken te verkopen. Desondanks heeft het bestuur de draaibanken verkocht aan Bibolini zonder deze toestemming. De verzoeker stelt dat de NV zich niet kan beroepen op de bevoegdheidsbeperking, omdat deze niet op de juiste wijze was vastgelegd volgens het Antilliaanse recht.

De Hoge Raad oordeelt dat de NV zich niet kan beroepen op de bevoegdheidsbeperking jegens derden, omdat een dergelijke beperking met externe werking alleen mogelijk is bij of krachtens de akte van oprichting en niet door een besluit van de AVA. De Hoge Raad stelt verder dat het in beginsel niet uitmaakt of de derde partij op de hoogte was van de bevoegdheidsbeperking. Echter, in bepaalde omstandigheden kan het zijn dat de derde partij zich in strijd met de goede trouw gedraagt als hij op de hoogte was van de beperking en betrokken was bij de besluitvorming van de AVA.

De Hoge Raad vernietigt het vonnis van het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en verwijst de zaak terug naar dat Hof voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie worden aan de zijde van de verzoeker begroot op ƒ 175,-- aan verschotten en ƒ 2.000,-- voor salaris.

Uitspraak

17 december 1982
Eerste Kamer
Req.nr. 5967
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende op [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: Mr. J.W. Lely,
t e g e n
[de vennootschap] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: Mr. E. Droogleever Fortuijn.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op 13 september 1979 heeft [verzoeker] zich gewend tot het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen met verzoek – voor zover thans van belang – de tussen hem en [de vennootschap] gesloten huurovereenkomst ten aanzien van een tweetal motordraaibanken ontbonden te verklaren wegens wanprestatie van de laatste en haar te veroordelen tot betalen van de achterstallige huurpenningen en te bevelen dat zij de gehuurde motordraaibanken aan [verzoeker] terug zal geven.
Nadat [de vennootschap] tegen die vordering verweer had gevoerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg bij vonnis van 16 juni 1980 een descente met persoonlijke verschijning van partijen gelast en vervolgens bij vonnis van 16 maart 1981 aan [verzoeker] zijn vorderingen ontzegd.
Tegen dit laatste vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen.
Bij vonnis van 15 september 1981 heeft het Hof het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bekrachtigd. Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatie-request is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[de vennootschap] N.V. heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen bepleit door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Franx strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar hetzelfde Hof.
3. Beoordeling der middelen
3.1 Het eerste middel berust op de stelling dat naar het recht van de Nederlandse Antillen een verweer dat de geïntimeerde in eerste aanleg heeft gevoerd, maar in hoger beroep niet heeft herhaald, in hoger beroep niet meer aan de orde kan komen. Deze stelling vindt in dit recht geen steun. Het middel faalt derhalve.
3.2 Het tweede middel gaat ervan uit dat de bevoegdheid van de directeuren van [de vennootschap] N.V. beperkt was in die zin dat die bevoegdheid ten aanzien van de verkoop van machines slechts door de algemene vergadering van aandeelhouders kon worden uitgeoefend. Het Hof heeft echter kennelijk geoordeeld dat die bevoegdheid slechts in dier voege was beperkt dat de directeuren tot een zodanige verkoop bevoegd waren, maar alleen met toestemming van die algemene vergadering. Het middel mist dus feitelijke grondslag en kan daarom niet tot cassatie leiden.
3.3 Het derde middel treft evenwel doel. Het voert terecht aan dat beperking van de bevoegdheid van de directeuren met externe werking krachtens artikel 103 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen slechts mogelijk is bij of krachtens de akte van oprichting en niet bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders. De N.V. kan zich derhalve op een bevoegdheidsbeperking als door het Hof aangenomen jegens derden niet beroepen. Daarbij maakt het – anders dan door het Hof is aangenomen – in beginsel geen verschil of degene die met de N.V. handelde van deze bevoegdheidsbeperking – waaraan in de verhouding tussen directeur en N.V. wèl werking toekomt – op de hoogte was. Wel kan het zich voordoen dat in de omstandigheden van het gegeven geval degene die met de N.V. handelde zich in strijd met de goede trouw zou gedragen door de N.V. aan de met deze gesloten overeenkomst te houden, indien hij ondanks de hem bekende bevoegdheidsbeperking toch deze overeenkomst aanging, waarbij mede van belang kan zijn dat hijzelf bij de totstandkoming van het Besluit van de aandeelhoudersvergadering waarbij deze bevoegdheidsbeperking werd opgelegd, betrokken is geweest. Het is mogelijk dat ook in het onderhavige geval de omstandigheden tot een zodanige slotsom kunnen leiden. Maar dit is afhankelijk van een met de feiten verweven waardering van die omstandigheden, welke aan de rechter die over de feiten oordeelt is voorbehouden. Uit de bestreden uitspraak blijkt niet dat aan 's Hofs beslissing een zodanige waardering ten grondslag ligt. Het vorenstaande brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat de overige middelen geen behandeling behoeven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen van 15 september 1981;
wijst de zaak terug naar dat Hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [de vennootschap] N.V. in de kosten van het geding in cassatie tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op ƒ 175,-- aan verschotten en ƒ 2.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Ras als voorzitter en de raadsheren Snijders, Haardt, Martens en Verburgh, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Ras op
17 december 1982.