ECLI:NL:RBDHA:2022:883
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting naar Algerije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 11 januari 2022, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat er geen zicht was op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. Eiser was op 14 oktober 1993 geboren en had zijn zaak laten vertegenwoordigen door mr. M.M.E. Disselkamp. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden rondom de uitzetting onvoldoende concreet waren om te concluderen dat er zicht op uitzetting was. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en de staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.360 aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.518. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.