ECLI:NL:RBDHA:2022:8700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.10477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag van een Syrische vreemdeling met internationale bescherming in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische vreemdeling, in beroep ging tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 3 juni 2022 besloten dat de aanvraag niet-ontvankelijk was, omdat de eiser al internationale bescherming genoot in Duitsland, zoals blijkt uit het Eurodac-systeem. De eiser betwistte deze beslissing en voerde aan dat zijn asielvergunning in Duitsland in 2017 was verlopen en dat hij geen geldige verblijfsvergunning meer had. Hij stelde dat zijn vluchtelingenstatus van rechtswege was beëindigd omdat hij naar Syrië was teruggekeerd.

De rechtbank heeft de zaak op 28 juni 2022 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de eiser nog steeds internationale bescherming genoot in Duitsland, ondanks het verlopen van zijn verblijfstitel. De rechtbank benadrukte dat zolang de status van de vreemdeling niet expliciet is ingetrokken of beëindigd, deze nog steeds internationale bescherming geniet. De rechtbank verwierp ook het argument van de eiser dat zijn vluchtelingenstatus van rechtswege was beëindigd door zijn terugkeer naar Syrië, aangezien hiervoor een besluit van de bevoegde autoriteiten nodig is.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. L.N. Kurzawa, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.10477

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens).

ProcesverloopBij besluit van 3 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.10478 op 28 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1995.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat aan eiser al internationale bescherming is verleend door een andere lidstaat van de Europese Unie. Verweerder verwijst hiertoe naar het resultaat van onderzoek in het Eurodac-systeem, waaruit blijkt dat eiser sinds 13 augustus 2014 internationale bescherming geniet in Duitsland. Daarnaast verwijst verweerder naar een bericht van de Nederlandse liaison-ambtenaar van 3 juni 2022 waaruit blijkt dat de Duitse autoriteiten (BAMF) tot op heden geen intrekkingsbesluit hebben genomen, waardoor eiser nog steeds internationale bescherming geniet.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser verwijst naar de zienswijze en stelt zich op het standpunt dat de informatie uit Eurodac niet meer actueel is. Eisers asielvergunning in Duitsland is namelijk verlopen in 2017 en niet meer verlengd. Daarnaast blijkt uit de email van de lokale autoriteiten van de stad Kassel dat eiser geen geldige asielvergunning meer heeft in Duitsland. Verder heeft eiser langer dan zes maanden buiten Duitsland verbleven en is zijn verblijfsrecht op grond van het Duitse recht beëindigd. Daarnaast heeft eiser geen vluchtelingenstatus meer, omdat deze op grond van artikel 11, lid 1, onder a van de Kwalificatierichtlijn [1] van rechtswege is vervallen, nu eiser naar Syrië was teruggekeerd. Tot slot gaat de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] waar verweerder in zijn besluit naar verwijst niet op, omdat in deze zaken de desbetreffende autoriteiten een instemmingsverklaring hadden afgegeven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geldigheid van de asielstatus
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser in Duitsland nog altijd internationale bescherming geniet. Dit oordeel zal hieronder nader toegelicht worden.
Geen geldige asielvergunning
4.1.
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling [3] dat het verlopen van de verblijfstitel niet met zich brengt dat niet langer sprake is van afdwingbare internationale bescherming. Zolang de aan een vreemdeling verleende status niet is ingetrokken of beëindigd, geniet deze vreemdeling, ook als hem zijn verblijfstitel is ontnomen, internationale bescherming.
4.2.
Uit de door eiser overgelegde mail van de autoriteiten van Kassel blijkt dat eiser geen geldige verblijfsvergunning meer heeft in Duitsland. Echter blijkt er niet uit dat de asielstatus van eiser expliciet is ingetrokken of beëindigd. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar het bericht van de Nederlandse liaison-ambtenaar van 3 juni 2022, waarin staat dat de Duitse autoriteiten geen intrekkingsbesluit hebben genomen en eiser nog steeds internationale bescherming geniet in Duitsland. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen reden tot twijfel aan die informatie. Dat de Duitse autoriteiten geen instemmingsverklaring hebben afgegeven, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank oordeelt daarom dat eiser nog steeds internationale bescherming geniet in Duitsland.
Terugkeer naar Syrië en van rechtswege beëindigen van de vluchtelingenstatus
4.3.
De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn betoog dat zijn vluchtelingenstatus van rechtswege is beëindigd, omdat hij naar Syrië is teruggekeerd. De rechtbank overweegt dat dit volgens artikel 11 van de Kwalificatierichtlijn een reden kan zijn om de status in te trekken. Op grond van artikel 14 van de Kwalificatierichtlijn is daarvoor echter een besluit van de bevoegde autoriteiten nodig, wat betekent dat deze status niet van rechtswege vervalt. Zoals uit paragraaf 4.2 van deze uitspraak blijkt, hebben de Duitse autoriteiten een dergelijk besluit niet genomen in het geval van eiser. Indien de Duitse autoriteiten vanwege eisers terugkeer naar Syrië tot een intrekking zouden komen, kan eiser daartegen rechtsmiddelen aanwenden in Duitsland. Nu het vaststaat dat eiser bescherming geniet in Duitsland, gaat de rechtbank er vanuit dat hij ook tot Duitsland zal worden toegelaten om die bescherming te effectueren.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.L.N. Kurzawa, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011.