7.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging. Belaging is een ernstig feit, omdat het misdrijf de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer aantast. In dit geval betreft het de belaging van een politiek ambtsdrager, de burgemeester van Hillegom. De verdachte heeft gemeend dat hij zich als burger die het niet eens is met de besluiten van de gemeente Hillegom, intimiderend kon opstellen tegenover de burgemeester door zich bij het gemeentehuis te blijven ophouden en op die manier een reactie uit te lokken. Hij wist hierbij niet van ophouden. Het is in een democratische maatschappij belangrijk dat burgemeesters in vrijheid en onbevreesd hun werk kunnen uitoefenen. Het staat een burger vrij om het niet eens te zijn met besluiten of beleid van de overheid, maar van hen mag worden verwacht dat zij hun onvrede uiten of besluiten aanvechten op manieren die maatschappelijk aanvaardbaar zijn en via de procedures die men hier met elkaar als samenleving voor heeft vastgelegd.
Dat de verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen visie en voorwaarden en daarbij volledig voorbij is gegaan aan regels en rechterlijke uitspraken, neemt de rechtbank hem kwalijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 6 juli 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte in december 2021 door de politierechter is veroordeeld voor ambtsdwang en bedreiging van (onder andere) diezelfde burgemeester. De verdachte heeft zich desondanks wederom indringend en strafrechtelijk verwijtbaar gedragen jegens de burgemeester. Dat weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee. De verdachte is tegen deze veroordeling in hoger beroep gegaan en de veroordeling is derhalve niet onherroepelijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 8 augustus 2022 en het enkelvoudig psychologisch onderzoek van 27 juli 2022. Uit de rapporten volgt onder meer dat sprake is van recalcitrant, achterdochtig en antisociaal gedrag dat is ingebed in de persoonlijkheidsstructuur van de verdachte. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Voorts blijkt dat sprake is van een hoog recidiverisico, een hoog risico op gewelddadig gedrag en een hoog risico op psychosociale problemen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht deze risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
De rechtbank neemt de adviezen van de psycholoog en de reclassering over en maakt de conclusies de hare. Dat betekent dat het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte zal worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren. Daartoe overweegt de rechtbank dat dit voorwaardelijke deel als stok achter de deur kan dienen om te voorkomen dat de verdachte wederom strafbare feiten zal plegen. Ook ziet de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel als een mogelijkheid voor de verdachte om verantwoordelijkheid te nemen voor toekomstig gedrag zodat hij op eigen kracht kan zorgen dat elk strafbaar gedrag van hem stopt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van (vergelijkbare) strafbare feiten, aanleiding om op grond van artikel 38v Sr opnieuw twee vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen, te weten een contactverbod met [de burgemeester] en een locatieverbod. Het locatieverbod houdt in dat de verdachte zich niet binnen een straal van 100 meter van het gemeentehuis van Hillegom mag begeven. De maatregelen gelden voor de duur van drie jaren en voor iedere keer dat de verdachte deze maatregelen overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van één maand, met een maximum van zes maanden.
De problematiek die heeft geleid tot onderliggende omstandigheden is thans niet opgelost. Omdat er daarom ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens een bepaald persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid Sr dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.