ECLI:NL:RBDHA:2022:8502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
09/118369-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van een burgemeester door overtreding van contact- en locatieverboden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van de burgemeester van Hillegom. De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer vier maanden herhaaldelijk in de nabijheid van het gemeentehuis opgehouden en de burgemeester aangesproken, ondanks dat er een locatie- en contactverbod was opgelegd. Dit verbod was gebaseerd op artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, waarbij voor elke overtreding een gevangenisstraf van twee weken was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging, zoals bedoeld in artikel 285b Sr, en dat er geen sprake was van dubbele bestraffing in de zin van het ne bis in idem-beginsel, omdat de eerder opgelegde hechtenis geen materiële einduitspraak was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en verklaarde de locatie- en contactverboden dadelijk uitvoerbaar. De rechtbank benadrukte het belang van de persoonlijke vrijheid van de burgemeester en de noodzaak om hem te beschermen tegen de intimidatie van de verdachte. De verdachte werd ook veroordeeld tot vrijheidsbeperkende maatregelen voor de duur van drie jaar, waarbij hij zich niet binnen een straal van 100 meter van het gemeentehuis mocht bevinden en geen contact mocht opnemen met de burgemeester.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/118369-22
Datum uitspraak: 25 augustus 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alpen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 december 2021 tot en met 11 mei 2022 te Hillegom, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [de burgemeester] , door telkens (in strijd met geldende rechterlijke contact- en locatieverboden) zich op te houden in de directe omgeving van het gemeentehuis van Hillegom en/of [de burgemeester] in persoon te benaderen en/of intimiderende uitlatingen te doen over het leven van [de burgemeester] , met het oogmerk om [de burgemeester] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte dubbel wordt gestraft omdat hij voor de vermeende overtredingen van het locatie- en contactverbod reeds telkens twee weken hechtenis heeft uitgezeten. Indien de verdachte wederom veroordeeld zou worden tot een straf, zou dat een dubbele bestraffing opleveren en zou dat in strijd zijn met het ne bis in idem-beginsel.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen grond is om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte te verklaren. Er is geen sprake van een dubbele bestraffing omdat bij de uitgezeten hechtenis geen sprake is van een materieel rechterlijke einduitspraak in de zin van de artikelen 350 en 352 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
3.2.
Het oordeel van de rechtbank
Het ne bis in idem-beginsel verzet zich ertegen dat een persoon meer dan één keer wordt veroordeeld voor hetzelfde strafbare feit.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte eerder is veroordeeld en dat bij die veroordeling een locatie- en contactverbod is opgelegd als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Op iedere overtreding van die verboden is in de desbetreffende veroordeling telkens twee weken hechtenis opgenomen. De tenuitvoerlegging van deze hechtenis is meerdere malen gevorderd en tenuitvoergelegd. De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte in deze strafzaak wordt vervolgd voor belaging als bedoeld in artikel 285b Sr.
De rechtbank overweegt dat de hechtenis die ten uitvoer is gelegd wegens de overtredingen van de verboden, een beslissing van de rechter-commissaris is op de vordering van het Openbaar Ministerie vanwege het niet naleven van een opgelegde maatregel. De rechtbank wijst op het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1104), waarin geoordeeld is dat een dergelijke beslissing geen materiële einduitspraak is in de zin van de artikelen 350-352 Sv en geen onherroepelijke beslissing van de strafrechter als bedoeld in artikel 68 Sr. Dat het overtreden van het locatieverbod en het contactverbod onderdeel uitmaken van de tenlastelegging als feitelijke omstandigheden van de belaging, maakt dit niet anders. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van vervolging voor hetzelfde feit. De rechtbank verwerpt het verweer. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Op specifieke standpunten zal de rechtbank hierna – voor zover relevant – nader ingaan.
4.3.
Partiële vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat de verdachte eerst op 21 december 2021 het locatieverbod heeft overtreden. Om die reden zal de rechtbank bewezen verklaren dat de periode van belaging is ingegaan op die dag. Op 27 april 2022 heeft de verdachte de aangever aangesproken. Daarna is de verdachte aangehouden. In de penitentiaire inrichting zou de verdachte zich op 11 mei 2022 hebben uitgelaten over de aangever. De rechtbank oordeelt dat die uitlating weliswaar een vervelende opmerking was, maar niet kan worden opgevat als intimiderende uitlating waarmee de verdachte aangever zou hebben belaagd. De rechtbank verklaart daarom een kortere periode van belaging bewezen dan ten laste gelegd en spreekt de verdachte vrij van het doen van intimiderende uitlatingen over het leven van de aangever.
4.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Hillegom-Lisse-Teylingen, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 71).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 augustus 2022, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik telkens het locatieverbod heb overtreden. Het klopt ook dat ik de burgemeester heb aangesproken op 27 april 2022. Ik zei toen: ‘Dag burgemeester [naam] , hier ben ik weer.’
2. Het proces-verbaal van aangifte van [de burgemeester] , opgemaakt op 11 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 8 - 9):
Op 9 augustus 2021 heb ik als burgemeester aangifte gedaan van bedreiging met de dood. De [verdachte] zou geweld onder andere tegen mij gebruiken waarbij hij een leven zou nemen. Naar aanleiding van deze bedreiging heeft de rechter op 10 december 2021 uitspraak gedaan.
Naar aanleiding van deze uitspraak mag de [verdachte] op geen enkele wijze direct of indirect contact met mij zoeken. Daarnaast heeft hij een locatie verbod bij het gemeentehuis van Hillegom. De laatste maanden heb ik vanuit mijn werkkantoor in het gemeentehuis gezien dat de [verdachte] zich vervolgens na zijn vrijlating zich ophoudt in de gemeentetuin wat onderdeel uitmaakt van het locatie verbod. Het locatie verbod en het indirecte contactverbod is daarbij tien maal overschreden. De datums van het negeren van het locatie en contactverbod waren:
21 december 2021,
4 januari 2022,
18 januari 2022,
31 januari 2022,
14 februari 2022,
28 februari 2022,
16 maart 2022,
29 maart 2022,
12 april 2022 en
27 april 2022.
Op 27 april 2022 probeerde de [verdachte] mij te spreken te krijgen tijdens de festiviteiten op de Hoofdstraat in Hillegom. Ik heb hier niet op gereageerd en ben vervolgens doorgelopen.
4.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte is in december 2021 door de politierechter veroordeeld voor, onder meer, bedreiging van de burgermeester van Hillegom, [naam] (hierna: de aangever). De verdachte heeft een forse gevangenisstraf opgelegd gekregen en daarbij zijn ook de dadelijk uitvoerbare rechterlijke contact- en locatieverboden opgelegd. De verdachte heeft het locatieverbod negenmaal overtreden, door zich op te houden rondom het gemeentehuis van Hillegom. De verdachte heeft het contactverbod eenmaal overtreden door op 27 april 2022 de aangever aan te spreken. De gedragingen van de verdachte vonden plaats gedurende enkele maanden. De vervangende hechtenis is meerdere malen tenuitvoergelegd. Telkens als de verdachte vrijkwam uit die hechtenis, heeft hij min of meer direct weer de verboden overtreden.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
De rechtbank overweegt allereerst dat de gedragingen van de verdachte voortkomen uit een slepend conflict tussen de verdachte en de gemeente Hillegom. De verdachte beschouwt daarbij de aangever als een van de verantwoordelijke personen voor zijn huisuitzetting. Naar eigen zeggen was en is het één van zijn doelen om de aangever hier over te spreken. Daarbij wil hij antwoorden van de aangever op vragen die hij heeft over, onder meer, de huisuitzetting.
De verdediging heeft aangevoerd dat het oogmerk van de verdachte ten aanzien van het overtreden van het locatieverbod enkel gericht was op het verkrijgen van onderdak. Het was winter en hij had geen plek om te verblijven. Door het overtreden van het locatieverbod, wist hij dat hij in hechtenis zou worden genomen en weer voor twee weken onderdak zou hebben, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt dat hoewel het verkrijgen van onderdak wellicht ook het oogmerk van de verdachte was, de verdachte met zijn handelen ook een reactie van de gemeente en de burgemeester heeft willen uitlokken. Zo heeft hij bij een van zijn aanhoudingen verklaard dat hij weet dat hij het locatieverbod overtreedt, maar dat hij ‘gewoon een antwoord van de burgemeester wil hebben’. De verdachte heeft met zijn gedragingen zijn zaak onder de aandacht van de burgemeester willen brengen en houden, zo komt ook uit zijn verklaring ter terechtzitting naar voren. Het oogmerk van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank daarom gericht geweest op het dwingen om de burgemeester iets te doen en zijn aanwezigheid te dulden.
Ten aanzien van de stelselmatigheid overweegt de rechtbank dat de verdachte iedere twee weken weer naar het gemeentehuis ging, waarna hij werd aangehouden door de politie. De verdachte heeft daarbij meermalen duidelijk gemaakt hier niet mee te zullen stoppen. Dat de verdachte na een veroordeling voor een soortgelijk feit en ondanks een fikse (on)voorwaardelijke straf en opgelegde maatregelen, nog contact bleef zoeken en zijn aanwezigheid liet zien door bij het gemeentehuis te gaan staan, maakt zijn gedragingen intens en intimiderend. De verdachte schept hiermee immers het beeld dat hij zich door niets of niemand laat tegenhouden. Daarnaast heeft de verdachte op Koningsdag de burgemeester op eigen initiatief aangeroepen, waar hij ervoor had kunnen kiezen om dat niet te doen. Tegen de achtergrond van de eerdere veroordeling voor de bedreiging van de aangever, laat deze schending van het contactverbod zien dat de verdachte zich heeft willen laten gelden tegenover de aangever en daar niet mee zou ophouden.
De gedragingen hebben een inbreuk gemaakt op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de aangever. Het gemeentehuis van Hillegom is de werkplek van de aangever en valt daarmee onder zijn persoonlijke levenssfeer. Hij moet zich daar veilig voelen en ongestoord zijn werk kunnen doen. Hij heeft verklaard zich bedreigd te voelen, omdat de verdachte zich – ondanks de rechterlijke uitspraak – nog steeds in zijn buurt ophield, en hij heeft extra beveiliging moeten inzetten om het gevoel van veiligheid terug te krijgen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, naar objectieve maatstaven bezien, zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangever sprake is geweest. Deze inbreuk was bovendien wederrechtelijk. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
4.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 21 december 2021 tot en met 27 april 2022 te Hillegom, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [de burgemeester] , door telkens (in strijd met geldende rechterlijke contact- en locatieverboden) zich op te houden in de directe omgeving van het gemeentehuis van Hillegom en [de burgemeester] in persoon te benaderen met het oogmerk om [de burgemeester] te dwingen iets te doen
ente dulden.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en maatregelen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v Sr zullen worden opgelegd, inhoudende dat hij voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [de burgemeester] (hierna: het contactverbod) en dat hij zich niet zal ophouden in een straal van 100 meter rondom het gemeentehuis van Hillegom (hierna: het locatieverbod). De officier van justitie heeft gevorderd dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één maand voor iedere keer dat niet aan de maatregelen wordt voldaan, met een maximum van zes maanden en dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte al steeds gestraft is vanwege de overtredingen van de verboden en dat sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging. Belaging is een ernstig feit, omdat het misdrijf de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer aantast. In dit geval betreft het de belaging van een politiek ambtsdrager, de burgemeester van Hillegom. De verdachte heeft gemeend dat hij zich als burger die het niet eens is met de besluiten van de gemeente Hillegom, intimiderend kon opstellen tegenover de burgemeester door zich bij het gemeentehuis te blijven ophouden en op die manier een reactie uit te lokken. Hij wist hierbij niet van ophouden. Het is in een democratische maatschappij belangrijk dat burgemeesters in vrijheid en onbevreesd hun werk kunnen uitoefenen. Het staat een burger vrij om het niet eens te zijn met besluiten of beleid van de overheid, maar van hen mag worden verwacht dat zij hun onvrede uiten of besluiten aanvechten op manieren die maatschappelijk aanvaardbaar zijn en via de procedures die men hier met elkaar als samenleving voor heeft vastgelegd.
Dat de verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen visie en voorwaarden en daarbij volledig voorbij is gegaan aan regels en rechterlijke uitspraken, neemt de rechtbank hem kwalijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 6 juli 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte in december 2021 door de politierechter is veroordeeld voor ambtsdwang en bedreiging van (onder andere) diezelfde burgemeester. De verdachte heeft zich desondanks wederom indringend en strafrechtelijk verwijtbaar gedragen jegens de burgemeester. Dat weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee. De verdachte is tegen deze veroordeling in hoger beroep gegaan en de veroordeling is derhalve niet onherroepelijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 8 augustus 2022 en het enkelvoudig psychologisch onderzoek van 27 juli 2022. Uit de rapporten volgt onder meer dat sprake is van recalcitrant, achterdochtig en antisociaal gedrag dat is ingebed in de persoonlijkheidsstructuur van de verdachte. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Voorts blijkt dat sprake is van een hoog recidiverisico, een hoog risico op gewelddadig gedrag en een hoog risico op psychosociale problemen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht deze risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
De rechtbank neemt de adviezen van de psycholoog en de reclassering over en maakt de conclusies de hare. Dat betekent dat het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte zal worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren. Daartoe overweegt de rechtbank dat dit voorwaardelijke deel als stok achter de deur kan dienen om te voorkomen dat de verdachte wederom strafbare feiten zal plegen. Ook ziet de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel als een mogelijkheid voor de verdachte om verantwoordelijkheid te nemen voor toekomstig gedrag zodat hij op eigen kracht kan zorgen dat elk strafbaar gedrag van hem stopt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van (vergelijkbare) strafbare feiten, aanleiding om op grond van artikel 38v Sr opnieuw twee vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen, te weten een contactverbod met [de burgemeester] en een locatieverbod. Het locatieverbod houdt in dat de verdachte zich niet binnen een straal van 100 meter van het gemeentehuis van Hillegom mag begeven. De maatregelen gelden voor de duur van drie jaren en voor iedere keer dat de verdachte deze maatregelen overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van één maand, met een maximum van zes maanden.
De problematiek die heeft geleid tot onderliggende omstandigheden is thans niet opgelost. Omdat er daarom ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens een bepaald persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid Sr dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w en 285b Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
belaging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 (drie) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
legt op de maatregelen dat de veroordeelde zich voor de duur van
3 (drie) jaren:
- niet zal ophouden in of nabij (binnen een straal van 100 meter) of rondom het Gemeentehuis in Hillegom gelegen aan de Hoofdstraat 115 te Hillegom, met een eenmalige uitzondering per week van het inloopspreekuur van Stichting de Binnenvest, waarvoor de veroordeelde op voorhand een afspraak dient te maken, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met: [naam] (burgemeester van Hillegom), geboren op [geboortedatum] 1957;
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) maand, voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de maatregelen zoals hierboven omschreven dadelijk uitvoerbaar zijn;
geeft opdracht aan de politie tot het houden van toezicht op de nalevering van voormelde maatregelen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.R. de Rooij, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. M.M.F. Holtrop, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Ferwerda griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 augustus 2022.