Overwegingen
1. Eiser heeft op 11 augustus 2020 een aanvraag ingediend om een indicatie voor zorg op grond van de Wlz. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar de zorgbehoefte van eiser, bestaande uit een huisbezoek en een medische consultatie. Dit onderzoek heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In navolging van de conclusies van medisch adviseurs R.H. Garming en L. Cornelissen-Houben stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser geen recht heeft op zorg vanuit de Wlz op de gronden dat geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Verweerder overweegt dat eiser geen aandoeningen heeft waardoor ernstig fysiek gevaar of gedragsproblemen ontstaan. Ongeplande zorg komt niet of nauwelijks voor, maar in geval van eventuele ongeplande zorg is eiser in staat zelfstandig hulp in te roepen en de komst van een zorgverlener af te wachten.
3. Eiser meent dat hij wel recht heeft op zorg op grond van de Wlz. Hij betoogt dat geen verbetering is te verwachten in zijn medische situatie en escalatie moet worden voorkomen.
4. In artikel 3.2.1 van de Wlz is het recht op zorg geregeld. Op grond van het eerste lid van dit artikel heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1◦ door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2◦ door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
In het tweede lid van artikel 3.2.1, van de Wlz is bepaald dat de behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid blijvend is wanneer deze niet van voorbijgaande aard is.
5. De rechtbank stelt voorop dat voor het krijgen van zorg op grond van de Wlz eiser zal moeten voldoen aan de hiervoor bedoelde voorwaarden uit artikel 3.2.1 van de Wlz.
6. In geschil is of eiser een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht en/of aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in artikel 3.2.1, onder a en onder b, van de Wlz.
7. De medisch adviseur, R.H. Garming, komt in de rapportage van 7 oktober 2020 tot de conclusie dat de grondslag somatiek aan de orde is op basis van prostaatcarcinoom en de grondslag psychische stoornis is aan de orde op basis van dysthymie. De blijvendheid van de psychische grondslag kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Behandeling door de POH GGZ vindt nog plaats. Verbetering van de dysthyme klachten is mogelijk. De stoornissen en beperkingen kunnen verklaard worden vanuit de gestelde diagnosen. Er zijn geen cognitieve problemen en geen significante regieproblemen. De benodigde zorg kan op afspraak geleverd worden. Eiser wordt in staat geacht om adequaat hulp in te roepen. Eiser is niet aangewezen op 24 uurs zorg in de nabijheid.
8. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft medisch adviseur L. Cornelissen-Houben aanvullend medisch onderzoek gedaan. Dit heeft geleid tot de rapportage van 15 februari 2021 waarin de medisch adviseur heeft geconcludeerd dat geen aanleiding is om de conclusie van medisch adviseur R.H. Garming te wijzigen. De actuele somatische klachten, die eiser ervaart, zijn te verklaren vanuit de behandeling en het ziektebeeld. Eiser ervaart hierdoor beperkingen in zijn dagelijks functioneren, waaronder in de uitvoering van de ADL en zijn mobiliteit. De zorgbehoefte, die hieruit voortkomt is overwegend als planbaar te beschouwen. Er is geen medische noodzaak voor permanent toezicht aanwezig. Bij onplanbare zorg wordt eiser, op basis van de beschikbare gegevens in staat geacht adequaat om hulp te vragen. De medisch adviseur heeft expliciet navraag gedaan naar geobjectiveerde cognitieve problematiek, maar uit de ontvangen informatie zijn geen ernstige geobjectiveerde cognitieve beperkingen op te maken. Van adequate behandeling gericht op de psychische klachten van eiser, is vermindering van klachten te verwachten, waardoor verbetering in psychisch en vooralsnog cognitief functioneren is te verwachten, en hierbij afname van begeleidingsbehoefte mogelijk is.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zoals de uitspraak van 16 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3266) is een medisch advies aan te merken als een deskundigenadvies indien is vastgesteld dat het onpartijdig, objectief en inzichtelijk is en zorgvuldig tot stand is gekomen. In dat geval mag verweerder bij de besluitvorming in beginsel van de juistheid van een advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval van de adviezen van haar medisch adviseurs mocht uitgaan. Zij overweegt hierover als volgt. 10. Eiser heeft twee medische stukken ingebracht ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij recht heeft op Wlz-zorg. De rechtbank constateert dat beide stukken, het door de huisarts uitgegeven overzicht van 12 november 2020 en de brief van de uroloog van 4 februari 2021, door L. Cornelissen-Houben zijn betrokken in haar rapportage van 15 februari 2021. Er is in zoverre geen reden om aan te nemen dat het medisch onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank heeft daarvoor ook overigens geen aanwijzingen.
11. Tussen partijen is niet in geschil dat de somatische klachten (de fysieke klachten) van eiser niet curatief zijn te behandelen. Dat wil zeggen dat verweerder op basis van de medische gegevens erkent dat eiser niet zal genezen van zijn ziekte. Voor de vraag of eiser toegang krijgt tot de Wlz is echter niet alleen van belang dat de situatie niet zal verbeteren, maar ook dat permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is. Verweerder heeft op basis van de rapportages van de medisch adviseurs geconcludeerd dat dat niet het geval is. De medisch adviseurs constateren dat de zorg die eiser nodig heeft overwegend planbaar is en hij in staat is om hulp in te roepen wanneer dat nodig is. De door eiser ingebrachte brieven van zijn huisarts en zijn uroloog bieden geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van deze constatering. Verweerder heeft zich daarom met betrekking tot deze klachten op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in artikel 3.2.1 van de Wlz.
12. De rechtbank ziet in de door eiser ingebrachte brieven van de huisarts en de uroloog ook geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het medisch oordeel dat van ernstige cognitieve problemen niet is gebleken en voorts dat verbetering van de psychische klachten van eiser mogelijk is en de cognitieve problematiek daarmee ook kan verbeteren. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat, nog daargelaten of kan worden vastgesteld dat behoefte is aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid vanwege cognitieve beperkingen, niet gebleken is dat deze behoefte blijvend is als bedoeld in artikel 3.2.1 van de Wlz.
13. De conclusie is dat verweerder zicht terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een indicatie voor zorg op grond van de Wlz.
14. De rechtbank merkt op dat met het voorgaande niet is gezegd dat eiser geen behoefte heeft aan zorg en ondersteuning. Verweerder heeft in dit verband toegelicht dat eiser mogelijk in aanmerking kan komen voor zorg vanuit een andere wet, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
15. Gelet op het bovenstaande is het beroep van eiser ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.