11.2.Verweerder acht ongeloofwaardig dat eiser Eritrea illegaal is uitgereisd.
11.3.1.Verweerder heeft eiser in dit verband in het bestreden besluit tegengeworpen dat hij oppervlakkig en summier heeft verklaard over de route die hij heeft afgelegd vanuit Asmara naar Soedan.
11.3.2.Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij (samen met twee ‘reisagenten’) met de auto vanuit Asmara naar het grensgebied is gereisd en vanaf daar te voet de grens is overgestoken. Hij heeft verklaard welke plaatsen hij is gepasseerd: Keren, Akordet, Barentu, Teseney en Alebu. Verder heeft hij verklaard dat hij vlak voor Akordet autopech heeft gekregen, te voet naar Akordet verder is gegaan en daar een aantal dagen in een huis heeft moeten wachten. Ook heeft hij verklaard dat de auto waarin hij zat bij Barentu is aangehouden voor controle. Over de route die hij met de auto heeft afgelegd heeft hij verklaard dat die onder meer door gebergte liep, met dalen en bergen, met zigzaggende wegen en af en toe in de verte wat huisjes. Over de route in het grensgebied die hij te voet heeft afgelegd heeft hij verklaard dat die ongeveer 8 uur heeft geduurd en in het donker is ondernomen, zodat het zicht beperkt was. Verder heeft hij hierover verklaard dat de looproute eerst door een landschap dat veelal uit stenen bestond liep en later door een vlak landschapsgebied. Bij de grensovergang stonden er geen bewakers, reden waarom zij volgens eiser deze route hebben genomen. Volgens eiser kwam hij na het oversteken van de grens in Kassala en is hij vervolgens naar Khartoem gereisd.
11.3.3.Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiser over zijn route best wel wat specifieke informatie heeft verschaft. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank, indachtig eisers verklaringen dat hij vanuit de auto weinig kon zien en dat hij de voettocht in het donker heeft ondernomen alsmede het algemeen bekende feit dat een deel van Eritrea (waaronder het grensgebied met Sudan – zie pagina 13 van het Algemeen ambtsbericht Eritrea 2020) uit bergachtig en kaal en dor gebied bestaat, niet deugdelijk gemotiveerd waarom en op welke punten hij meent dat eiser meer over zijn reisroute moet kunnen vertellen dan hij heeft gedaan. De tegenwerping als vermeld onder 11.3.1. berust naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet op een deugdelijke motivering.
11.4.1.Verweerder heeft eiser in het bestreden besluit verder tegengeworpen dat hij vrijwel niets kan vertellen over zijn reisgenoten en reisagenten.
11.4.2.Over zijn twee reisgenoten – van wie er één volgens eiser [naam 2] heet – heeft hij verklaard dat zij zich in Akordet bij hem hebben aangesloten en dat dit de reden was waarom hij 9 dagen, tot 29 maart 2018 – tevens de dag waarop hij Eritrea heeft verlaten – in een huis in Akordet heeft moeten wachten. Anders dan waar verweerder van uitgaat, heeft eiser dus niet verklaard dat hij 9 dagen samen met zijn twee reisgenoten in een huis in Akordet heeft doorgebracht, maar veeleer dat hij slechts kort met zijn reisgenoten is samen geweest. Verder heeft eiser verklaard dat hij deze mensen niet kent, dat hij tijdens de voettocht niet met hen mocht praten en dat zijn reisgenoten in Soedan hun eigen weg zijn gegaan. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij meent dat eiser meer en gedetailleerde(re) informatie over zijn reisgenoten moet kunnen verschaffen.
11.4.3.Over de reisagenten heeft eiser het volgende verklaard. Twee reisagenten hebben hem eerst van Asmara naar Akordet gebracht en daarna van Akordet naar het grensgebied. Daar zijn deze twee reisagenten vervangen door twee andere. Over de twee ‘nieuwe’ reisagenten, van wie hij de namen niet kent, heeft hij verklaard dat de ene Eritreeër was en dat hij denkt de andere Soedanees was, omdat hij alleen Arabisch sprak. Over de Eritrese reisagent heeft hij verklaard dat hij heeft gezegd dat als zij worden aangehouden eiser niet moet zeggen hij (de Eritrese reisagent) smokkelaar is, maar wel dat hij ook probeert Eritrea te ontvluchten. Eiser heeft verder verklaard dat de Eritrese reisagent tijdens de voettocht steeds samen met eiser en zijn reisgenoten liep en dat de Soedanese reisagent voorop liep. Voorts heeft eiser verklaard dat hij na het oversteken van de grens van de reisagenten traditionele Soedanese kleding heeft gekregen. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser over de reisagenten best wel het nodige verklaard. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank, indachtig de omstandigheid dat smokkelaars over het algemeen weinig informatie zullen blootgeven over zichzelf, niet deugdelijk gemotiveerd waarom en op welke punten hij meent dat eiser meer over zijn reisagenten moet kunnen vertellen dan hij heeft gedaan.
11.4.4.Gezien het voorgaande berust de tegenwerping als vermeld onder 11.4.1. naar het oordeel van de rechtbank niet op een deugdelijke motivering.
11.5.1.Verweerder heeft eiser verder tegengeworpen dat het, gelet op strenge uitreisbeleid, bevreemdingwekkend is dat de groep bij de controle in Barentu, na het tonen van ‘een papier’ door de reisagent, probleemloos en zonder nadere vragen en persoonlijke controle kon doorreizen.
11.5.2.Uit de ambtsberichten komt inderdaad naar voren dat de overheid streng is op illegale uitreis. Uit de ambtsberichten komt echter ook naar voren dat er in Eritrea veel corruptie plaatsvindt, dat er smokkelnetwerken zijn waarbij veel grote en kleine spelers betrokken zijn (pagina 67 van het Algemeen ambtsbericht Eritrea 2018) en dat er bij controleposten scherper op goederen dan op personen wordt gecontroleerd (pagina 38 van het ambtsbericht 2018). Dit een en ander heeft verweerder niet betrokken, zodat deze tegenwerping niet deugdelijk is gemotiveerd en niet zorgvuldig is voorbereid.
11.6.1.Verweerder heeft eiser verder tegengeworpen dat uit eisers verklaringen naar voren komt dat hij niet goed was voorbereid op zijn illegale uitreis, nu hij slechts dadels bij zich had en militaire kleding droeg, en dat dit gelet op de gevaren bevreemdend is en afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het element ‘illegale uitreis’.
11.6.2.Eiser heeft verklaard dat hij vanuit Asmara militaire kleding mee had. Verweerder acht dit vreemd, maar heeft niet deugdelijk uitgelegd waarom dit niet juist een goede dekmantel zou kunnen zijn, zoals eiser in beroep heeft gesteld. Wat het enkel meenemen van dadels op de voettocht betreft, overweegt de rechtbank dat uit het Algemeen ambtsbericht Eritrea 2018, pagina 68, naar voren komt dat het gangbaar is om tijdens het loopgedeelte van het smokkelproces qua etenswaren slechts dadels mee te brengen. Dit heeft verweerder niet onderkend. Gelet hierop berust verweerders standpunt dat eiser zijn reis niet goed heeft voorbereid, niet op een deugdelijke motivering en evenmin op een zorgvuldige voorbereiding.