ECLI:NL:RBDHA:2022:8253
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van onderzoek naar rijvaardigheid na verkeersongeval
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om een onderzoek naar haar rijvaardigheid op te leggen en de geldigheid van haar rijbewijs te schorsen. Eiseres had op 8 mei 2021 een ongeval veroorzaakt waarbij zij tegen een geparkeerde auto aanreed, terwijl er iemand in de deuropening stond. De politie had op basis van dit ongeval het vermoeden geuit dat eiseres niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte, wat leidde tot het opleggen van het onderzoek.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het besluit van verweerder onterecht was, omdat het mutatierapport van de politie onjuistheden bevatte en er geen verbalisant ter plaatse was geweest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het vermoeden van ongeschiktheid voldoende was onderbouwd en dat het CBR gerechtigd was om een neurologisch onderzoek op te leggen. De rechtbank benadrukte dat voor het opleggen van een onderzoek slechts een vermoeden van ongeschiktheid nodig is en dat dit niet per se gebaseerd hoeft te zijn op een ambtsedig proces-verbaal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden zoals vermeld in het schadeformulier, dat door eiseres zelf was ondertekend, niet in geschil waren. Eiseres had erkend dat zij het openstaande portier van de andere auto niet had gezien, wat de rechtbank als voldoende grond zag voor het vermoeden van ongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het CBR om een onderzoek op te leggen rechtmatig was. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.