ECLI:NL:RBDHA:2022:8253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 21/5861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van onderzoek naar rijvaardigheid na verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om een onderzoek naar haar rijvaardigheid op te leggen en de geldigheid van haar rijbewijs te schorsen. Eiseres had op 8 mei 2021 een ongeval veroorzaakt waarbij zij tegen een geparkeerde auto aanreed, terwijl er iemand in de deuropening stond. De politie had op basis van dit ongeval het vermoeden geuit dat eiseres niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte, wat leidde tot het opleggen van het onderzoek.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het besluit van verweerder onterecht was, omdat het mutatierapport van de politie onjuistheden bevatte en er geen verbalisant ter plaatse was geweest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het vermoeden van ongeschiktheid voldoende was onderbouwd en dat het CBR gerechtigd was om een neurologisch onderzoek op te leggen. De rechtbank benadrukte dat voor het opleggen van een onderzoek slechts een vermoeden van ongeschiktheid nodig is en dat dit niet per se gebaseerd hoeft te zijn op een ambtsedig proces-verbaal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden zoals vermeld in het schadeformulier, dat door eiseres zelf was ondertekend, niet in geschil waren. Eiseres had erkend dat zij het openstaande portier van de andere auto niet had gezien, wat de rechtbank als voldoende grond zag voor het vermoeden van ongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het CBR om een onderzoek op te leggen rechtmatig was. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5861

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J. Vooijs),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Inleiding

Bij besluit van 1 juli 2021 heeft verweerder eiseres een onderzoek naar haar rijvaardigheid opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst.
Met het bestreden besluit van 10 augustus 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de kern van dat besluit gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De korpschef van de Politie-eenheid Haaglanden (hierna: de politie) heeft verweerder medegedeeld dat bij hem het vermoeden bestaat dat eiseres niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of de geestelijke geschiktheid voor het besturen van haar voertuig. [1] Deze mededeling is gebaseerd op een opgemaakt mutatierapport van 25 mei 2021 van een verbalisant van de politie. Hieruit volgt onder meer dat eiseres op 8 mei 2021 met haar auto tegen een geparkeerde auto is aangereden, terwijl er iemand in de deuropening stond. Hierdoor is er materiele schade ontstaan aan de koplamp, spiegel en het spatscherm. [2] Eiseres is op het ongeval aangesproken.
2. Verweerder heeft naar aanleiding van deze informatie een onderzoek naar de rijvaardigheid van eiseres opgelegd. Het vermoeden van ongeschiktheid ziet volgens verweerder op de geestelijke geschiktheid, meer specifiek niet adequaat kijkgedrag:
hanteren van een verkeerde kijktechniek en een slecht kijkgedrag al of niet met gebruikmaking van spiegels waardoor in gevaarlijke situaties niet of niet voldoende op het overige verkeer wordt gelet, dan wel zich manifesterend door slecht kijkgedrag in het algemeen. Aanvankelijk was ook de geldigheid van haar rijbewijs geschorst. In het besluit op bezwaar heeft verweerder echter reden gezien om niet langer tegen te werpen dat eiseres de aanrijding niet zou hebben bemerkt. [3] Het schorsingscriterium is daarom komen te vervallen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte van het door de verbalisant opgemaakte mutatierapport is uitgegaan, omdat daar onjuistheden in staan. Zo zou het alleen gaan om materiele schade en is onterecht opgenomen dat eiseres het ongeval niet zou hebben opgemerkt. Daarnaast stelt eiseres dat er geen verbalisant ter plaatse is geweest en dat de mededeling eenzijdig is opgesteld. De verbalisant had daarom na de melding van tegenpartij en voor het invullen van het meldingsformulier, hoor en wederhoor moeten toepassen. Ook zou het telefonisch gesprek van de verbalisant naar het CBR niet zijn opgenomen in het dossier.
Wat zijn de regels?
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De vraag die in deze procedure centraal staat is of verweerder op grond van de feiten en omstandigheden in deze zaak heeft kunnen overgaan tot het opleggen van een neurologisch onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en licht dit als volgt toe.
6. De rechtbank stelt voorop dat voor het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid slechts het vermoeden van ongeschiktheid behoeft te worden vastgesteld. [4] Juist het opgelegde onderzoek dient ertoe tot een definitief oordeel te komen over de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. Daarbij komt dat een vermoeden van ongeschiktheid niet hoeft te zijn gebaseerd op een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maar ook kan worden gebaseerd op bijvoorbeeld een mutatierapport indien dit een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving bevat van de waargenomen gedragingen die aan het vermoeden ten grondslag is gelegd. [5] Nu een schadeformulier onderdeel uitmaakt van het mutatierapport kan daaraan evenmin afdoen dat dit rapport is gebaseerd op informatie van de bestuurder van de auto die eiseres heeft aangereden en die bestuurder in de buurt woont van eiseres.
7. Daargelaten dat er tussen partijen discussie bestaat over wat er in het mutatierapport staat opgenomen, zijn de feiten en omstandigheden niet in geschil, zoals die door eiseres en de eigenaar van het door haar aangereden voertuig in het schadeformulier zijn vermeld. Eiseres heeft dit schadeformulier bovendien zelf ondertekend en heeft deze omstandigheden niet in bezwaar of beroep betwist. De rechtbank gaat daarom uit van de omstandigheden zoals opgenomen in het schadeformulier. Hieruit blijkt dat eiseres als bestuurder van een auto niet heeft gezien dat er een autoportier geopend was en dat er iemand in de deuropening stond die een kind in een kinderstoel aan het zetten was. Vervolgens is zij met een lage snelheid tegen deze deur aangereden. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond hiervan heeft mogen twijfelen aan de rijgeschiktheid van eiseres en daarmee een neurologisch onderzoek heeft mogen opleggen. Dat er alleen sprake zou zijn van materiele schade doet hier niet aan af. Dit is namelijk geen vereiste en verandert evenmin dat het ongeval heeft plaatsgevonden omdat eiseres een openstaande autoportier over het hoofd heeft gezien. Ook de omstandigheid dat het zou hebben geregend op het moment van het ongeval verandert het voorgaande niet.
8. Tot slot merkt de rechtbank nog het volgende op. Ter zitting is met de gemachtigde van eiseres gesproken over de ongeldigheidsverklaring van het rijbewijs van eiseres omdat zij geen gehoor heeft gegeven aan het ondergaan van het opgelegde onderzoek bij de neuroloog. Aan de gemachtigde is uitgelegd dat de uitkomst van deze procedure geen invloed zal hebben op de ongeldigheidsverklaring van het rijbewijs, maar enkel ziet op de rechtmatigheid van de oplegging van het onderzoek. Verweerder heeft vervolgens uiteengezet welke stappen er gezet moeten worden om een nieuw rijbewijs aan te vragen.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk heeft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.N.H.J. Schenk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
"1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke gesteldheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
2. Op de eerste vordering van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen is de bestuurder van een motorrijtuig, ten aanzien van wie een vermoeden als bedoeld in het eerste lid bestaat, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs.
3. De in het tweede lid bedoelde vordering wordt gedaan indien de betrokken bestuurder de veiligheid op de weg zodanig in gevaar kan brengen dat hem met onmiddellijke ingang de bevoegdheid dient te worden ontnomen langer als bestuurder van een of meer categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, aan het verkeer deel te nemen. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is. Het ingevorderde rijbewijs wordt gelijktijdig met de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste lid, aan het CBR toegezonden.
[…]
5. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is."
Artikel 131
"Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen respectievelijk tot:
[…]
c .een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
[…]"
Bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven:
A. Rijvaardigheid en rijgedrag
II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer
1.Niet adequaat kijkgedrag
Hanteren van een verkeerde kijktechniek en een slecht kijkgedrag al of niet met gebruikmaking van spiegels waardoor in gevaarlijke situaties niet of niet voldoende op het overige verkeer wordt gelet, zich onder meer manifesterend bij het:
a. a) wegrijden;
b) naderen en oprijden van kruispunten;
c) voorsorteren;
d) inhalen en het wisselen van rijstrook;
e) invoegen en het uitvoegen;
f. dan wel zich manifesterend door slecht kijkgedrag in het algemeen.
2. Gebrekkige rijvaardigheid
Gebrekkige rijvaardigheid die blijkt uit:
a. de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;
b. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;
c. onjuist invoegen en uitvoegen;
d. onnodig remmen en stoppen;
e. naar links of rechts afslaan op een wijze waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht;
f. rakelings passeren van andere weggebruikers en obstakels;
g. onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere deelnemers;
h. niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;
i. niet tijdig onderkennen van de invloed van externe of interne factoren.
B. Geschiktheid
[…]
II. Geestelijke geschiktheid
[…]
h. een van de in onderdeel A, subonderdelen I of II, genoemde gedragingen, indien het vermoeden bestaat dat ze het gevolg zijn van onvoldoende geestelijke geschiktheid.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
2.Zie het schadeformulier opgemaakt op 8 mei 2021.
3.Zoals bedoeld in artikel 5, sub f, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:657).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:118).