ECLI:NL:RBDHA:2022:8252
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van onderzoek naar rijgeschiktheid en schorsing van rijbewijs wegens lachgasgebruik
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser was op 4 juni 2021 staande gehouden door de politie, omdat hij vermoedelijk lachgas had gebruikt tijdens het rijden. Naar aanleiding van dit voorval heeft verweerder op 17 juli 2021 een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiser opgelegd en de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft het besluit gehandhaafd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 2 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser betwistte de conclusies van verweerder en voerde aan dat hij niet zelf lachgas gebruikte, maar dat zijn bijrijder dit deed. Hij stelde ook dat er geen urineonderzoek was uitgevoerd en dat een bloedonderzoek geen stoffen had aangetoond die zijn rijvaardigheid negatief beïnvloedden.
De rechtbank oordeelde dat verweerder op basis van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de politie voldoende aannemelijk had gemaakt dat eiser niet voldeed aan de vereiste geschiktheid om te rijden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal en dat de omstandigheden voldoende waren om het vermoeden van ongeschiktheid aan te nemen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten.