ECLI:NL:RBDHA:2022:8252

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 21/6149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van onderzoek naar rijgeschiktheid en schorsing van rijbewijs wegens lachgasgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser was op 4 juni 2021 staande gehouden door de politie, omdat hij vermoedelijk lachgas had gebruikt tijdens het rijden. Naar aanleiding van dit voorval heeft verweerder op 17 juli 2021 een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiser opgelegd en de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft het besluit gehandhaafd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 2 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser betwistte de conclusies van verweerder en voerde aan dat hij niet zelf lachgas gebruikte, maar dat zijn bijrijder dit deed. Hij stelde ook dat er geen urineonderzoek was uitgevoerd en dat een bloedonderzoek geen stoffen had aangetoond die zijn rijvaardigheid negatief beïnvloedden.

De rechtbank oordeelde dat verweerder op basis van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de politie voldoende aannemelijk had gemaakt dat eiser niet voldeed aan de vereiste geschiktheid om te rijden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal en dat de omstandigheden voldoende waren om het vermoeden van ongeschiktheid aan te nemen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Inleiding

Bij besluit van 17 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een onderzoek naar de geschiktheid om te rijden en een schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs opgelegd.
Met het besluit van 20 september 2021 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) is verweerder bij dat besluit gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Nadat een verbalisant had gezien dat eiser vermoedelijk lachgas heeft gebruikt tijdens het rijden is eiser op 4 juni 2021 als bestuurder van een auto staande gehouden door de Politie-eenheid Haaglanden (de politie). Hiervan is op 3 juli 2021 een proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens heeft de politie die dag een mededeling gedaan aan verweerder van het vermoeden dat eiser niet of niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een voertuig. [1]
2. Verweerder heeft naar aanleiding van deze informatie een onderzoek naar de rijvaardigheid van eiser opgelegd en de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst. Het vermoeden van ongeschiktheid ziet volgens verweerder op het rijden onder invloed van een drogerende stof. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met verweerder. Hij stelt dat niet hij, maar zijn bijrijder lachgas aan het gebruiken was en dat de lachgastank bij de voeten van de bijrijder is gevonden. Ook voert hij aan dat lachgas via een urinetest kan worden gedetecteerd, maar dat een dergelijk onderzoek niet bij hem is uitgevoerd. Daarnaast doet eiser een beroep op het uitgevoerde bloedonderzoek, waaruit blijkt dat er bij eiser geen stoffen zijn aangetroffen die de rijvaardigheid negatief kunnen beïnvloeden of de vastgestelde grenswaarden hebben overschreden. [3]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht is overgegaan tot het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiser en het schorsen van de geldigheid van zijn rijbewijs. Daarvoor is van belang of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat het vermoeden bestond dat eiser niet langer beschikte over de vereiste geschiktheid, omdat er sprake was van ernstig gestoord inzicht of gedrag. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en legt dat hieronder uit.
5. De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan, in dit geval verweerder, in beginsel uit mag gaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt ook voor de rechter, tenzij er tegenbewijs is dat er moet worden afgeweken van dit uitgangspunt. Het is verder niet vereist dat verweerder een eigen onderzoek doet naar de juistheid van de feiten die door de politie in het proces-verbaal zijn beschreven, tenzij verweerder objectieve redenen heeft om aan de juistheid daarvan te twijfelen. [4]
6. In het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 3 juli 2021 omschrijft de verbalisant dat hij op zijn dienstmotor reed toen hij zag hoe eiser op 4 juni 2021 een andere auto inhaalde en vrij vlot reed. Dit trok de aandacht van de verbalisant. Hierdoor is hij op het fietspad naast eisers auto gaan rijden. Vervolgens zag hij dat eiser een opgeblazen ballon van 30 centimeter groot aan zijn mond had zitten, dat hij deze inhaleerde en (bijna) wegviel, maar dat de auto nog rechtdoor bleef rijden. De verbalisant riep vervolgens naar eiser dat hij zijn voertuig stil moest zetten. Hierdoor schrok eiser en gooide hij zijn ballon naar de achterbank. Eiser luisterde niet naar het bevel om zijn auto stil te zetten. De verbalisant heeft daarom zijn dienstmotor voor eisers auto gezet. Vervolgens is er in eisers auto een drukhouder met lachgas gevonden waarvan eiser zei dat er lachgas in zat. Ook heeft de verbalisant vastgesteld dat eiser uiterlijke kenmerken vertoonde die kunnen passen bij drugsgebruik.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van deze bevindingen heeft kunnen concluderen dat het voldoende aannemelijk is dat bij eiser sprake was van ernstig gestoord inzicht of gedrag. Er bestaat geen concrete aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal en de daarin beschreven gedragingen van eiser. Dat eiser stelt dat niet hij, maar een bijrijder lachgas aan het gebruiken was, heeft verweerder niet tot een andere conclusie hoeven brengen. Eiser heeft deze stelling namelijk op geen enkele wijze met bewijs onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat de verbalisant een ervaringsdeskundige is die bovendien goed zicht had op de bestuurder omdat het raam openstond en het overdag was. Indien er een bijrijder aanwezig was geweest, had verbalisant dit waargenomen. Ook de omstandigheid dat niet daadwerkelijk met een urineonderzoek is vastgesteld dat eiser onder invloed van lachgas verkeerde, maakt het voorgaande niet anders. Deze vaststelling is immers niet vereist. [5] De rechtbank acht de omstandigheden zoals opgenomen in het proces-verbaal voldoende duidelijk en concreet om het vermoeden aan te nemen dat eiser tijdens het rijden lachgas gebruikte.
Verder heeft verweerder ook in de uitslag van het bloedonderzoek geen reden hoeven zien om zijn besluit ter herzien. Een dergelijk onderzoek ziet namelijk niet op de vaststelling van de stof lachgas en kan daarmee niet afdoen aan hetgeen verbalisant heeft vastgesteld.
Tot slot heeft verweerder terecht opgemerkt dat een eventueel strafrechtelijk sepot met betrekking tot het vastgestelde gedrag van eiser op 4 juli 2021, niet van invloed hoeft te zijn op deze onderhavige bestuursrechtelijke mededelingsprocedure. Deze procedures staan los van elkaar. Ten overvloede stelt de rechtbank vast dat eiser op geen enkele wijze het gestelde sepot heeft onderbouwd. Ook heeft hij niet gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van een sepot.
8. Tot slot merkt de rechtbank nog het volgende op. Ter zitting is met eiser gesproken over de ongeldigheidsverklaring van zijn rijbewijs omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan het ondergaan van het opgelegde onderzoek. Aan eiser is uitgelegd dat de uitkomst van deze procedure geen invloed zal hebben op de ongeldigheidsverklaring van zijn rijbewijs, maar enkel ziet op de rechtmatigheid van de oplegging van het onderzoek en de schorsing van het rijbewijs. Verweerder heeft uiteengezet welke stappen eiser moet zetten om een nieuw rijbewijs aan te vragen.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.N.H.J. Schenk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
2.Zoals bedoeld in artikel 5, sub a, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (de regeling).
3.Zoals gesteld in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer en/of vermeld in artikel 8 Wegenverkeerwet 1994.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:942, onder 6.1.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1895.