ECLI:NL:RBDHA:2022:8076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.14556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake maatregel van bewaring en gelijkheidsbeginsel in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder heeft. Eiser, geboren in 1999 en van Tunesische nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel van bewaring die op 7 februari 2022 is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 4 augustus 2022 gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak van 17 juni 2022 ten grondslag lag. Eiser heeft aangevoerd dat de verzwaarde belangenafweging ten onrechte in zijn nadeel uitvalt en heeft verwezen naar vergelijkbare zaken van andere Tunesische mannen, waarbij de maatregelen wel zijn opgeheven. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende heeft geconcretiseerd waarom deze gevallen vergelijkbaar zijn met zijn eigen situatie, waardoor zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de maatregel van bewaring sinds het vorige vervolgberoep onrechtmatig is geworden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14556

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 februari 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 4 augustus 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1999 en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 7 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2041. Vervolgens is twee maal een vervolgberoep ingediend. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6002, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat de verzwaarde belangenafweging ten onrechte in zijn nadeel uitvalt. Eiser verwijst daarbij naar de zaken van twee andere Tunesische mannen. Eiser stelt dat deze zaken vergelijkbaar zijn met die van hem, maar in die gevallen zijn de maatregelen wel opgeheven. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat in zijn geval de maatregel nog voortduurt, zeker gelet op het feit dat sprake is van een verzwaarde belangenafweging.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende heeft geconcretiseerd waarom de gevallen waar eiser naar verwijst vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.
6. Gelet op het voorgaande en ook overigens ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel sinds het vorige vervolgberoep op enig moment onrechtmatig is geworden en niet mag voortduren.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.