ECLI:NL:RBDHA:2022:7965
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke wet opschorting dwangsommen en niet tijdig beslissen op asielaanvragen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een geschil tussen meerdere eisers, waaronder een Somalische en drie Keniaanse nationaliteiten, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 2 november 2018, welke door verweerder op 5 oktober 2021 zijn afgewezen. De rechtbank ontving de beroepschriften van eisers op 25 oktober 2021. Op 18 maart 2022 heeft verweerder de bestreden besluiten ingetrokken en aangegeven dat er opnieuw op de aanvragen zal worden beslist. Eisers hebben hun beroepen gehandhaafd, gericht tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist op de aanvragen van eisers, ondanks eerdere uitspraken van de rechtbank die verweerder opdroegen om binnen bepaalde termijnen te beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere ingebrekestelling van eisers zijn werking niet heeft verloren, en dat de huidige beroepen onder de uitzonderingsbepaling van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen vallen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twaalf weken na de intrekking van de bestreden besluiten nieuwe besluiten te nemen. Tevens is een dwangsom van € 500,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Verweerder is ook veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 569,25.