ECLI:NL:RBDHA:2022:7931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 21/5418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor alleenstaande moeder met baby in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande moeder, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een woning, omdat zij vond dat haar huidige kamer te klein was voor haar en haar baby. Daarnaast ervoer zij negatieve psychische gevolgen door de nabijheid van haar voormalige werkplek in de prostitutie. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid kon besluiten dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem. De rechtbank benadrukte dat eiseres had kunnen voorzien dat de problemen zich zouden voordoen bij het huren van de kamer en dat er alternatieven beschikbaar waren op de particuliere markt. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres en haar baby niet zodanig waren dat verweerder gehouden was om een urgentieverklaring te verstrekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5418

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: G. Tjon Man Tsoi).

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 3 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 2 augustus 2022 plaatsgevonden via een beeldverbinding. Daaraan namen deel: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder).

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres huurt momenteel een kamer in Den Haag. Eiseres is een alleenstaande moeder. Zij vindt de kamer te klein voor haar en haar baby. Daarnaast ligt de kamer vlakbij de straat waar zij heeft gewerkt in de (gedwongen) prostitutie. Eiseres kan zich hierdoor niet losmaken van haar verleden. Dit is van negatieve invloed op haar psychische gemoedstoestand.
Wat vindt verweerder?
2.Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring. Eiseres had kunnen voorzien dat de problemen zich zouden kunnen voordoen toen zij de woning huurde. Dat de woning te klein zou zijn, kan niet gezien worden als een urgent huisvestingsprobleem. Bovendien kan eiseres haar huisvestingsproblemen oplossen door te huren op de particuliere markt of te verhuizen naar een ander deel van Nederland (krimp- regio). Ook zijn de feiten niet zo bijzonder dat sprake is van hardheid.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet en de bedoeling van de wetgever. De huidige situatie is van negatieve invloed op eiseres en haar baby, gelet op de ligging van de woning vlakbij haar voormalige werkplek. Ook is de kamer te klein om met een baby te wonen. De belangen van het kind van eiseres zijn niet voldoende meegewogen door verweerder. Daarom is er strijd met het recht op familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) en met artikel 27 van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het IVRK). Gelet op alle geschetste omstandigheden moet toepassing worden gegeven aan de hardheidsclausule.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is de Huisvestingsverordening in strijd met de Huisvestingswet?
4. Ten aanzien van de beroepsgronden die namens eiseres zijn aangevoerd over de Huisvestingsverordening, merkt de rechtbank op dat deze overeenkomen met de gronden die de gemachtigde van eiser heeft aangevoerd in eerdere procedures. Nu de rechtbank zich hier al eerder over heeft uitgelaten, volstaat zij met een verwijzing naar eerdere uitspraken. [1]
Is er een urgent woonprobleem?
5.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem in de Huisvestingsverordening verleende bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst ervan, beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Dit leidt er toe dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van 9 maart 2016. [2]
6.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder betoogd dat de woningmarkt momenteel op slot zit. De rechtbank begrijpt hieruit dat nagenoeg alleen in gevallen waarin sprake is van een zeer ernstige medische situatie een urgentieverklaring wordt verleend. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Er is ook geen sprake van dreigende dakloosheid voor eiseres of haar baby. Dat eiseres haar huidige woning te klein vindt om met een baby te verblijven maakt, ingevolge de door verweerder gehanteerde regels, niet dat sprake is van een urgent huisvestingsprobleem.
Ook de ligging van de woning betekent niet dat er een urgent huisvestingsprobleem is. Zoals verweerder stelt, wist eiseres toen zij deze woning huurde dat de woning dichtbij haar voormalige werkplek ligt. Daardoor was te voorzien dat eiseres zou worden geconfronteerd met haar bekende in de prostitutie werkende personen en met voormalige klanten. Eiseres heeft thans weliswaar een vangnet en begeleiding om afstand te nemen van het sekswerk, maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat een urgentieverklaring noodzakelijk is. Zij heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat zij die begeleiding niet zou kunnen krijgen in een andere woonregio. Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat het zoekprofiel van eiseres beperkt is.
Is de weigering in strijd met de Grondwet of internationale verdragen?
7.
Het betoog van eiseres dat sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM, slaagt niet. Uit artikel 8 van het EVRM vloeit geen positieve verplichting voort tot verstrekking van een urgentieverklaring. Het betoog van eiseres dat sprake is van schending van artikel 27 van het IVRK, slaagt evenmin. Deze bepaling bevat geen normen die vatbaar zijn voor rechtstreekse toepassing door de rechter. Het is daarvoor niet voldoende concreet en behoeft nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving. Voor zover eiseres heeft betoogd dat de (de urgentieregeling in) Huisvestingsverordening in strijd is met andere internationale verdragen of de grondwet verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 22 februari 2022. [3]
Is er sprake van hardheid?
8.
Dit brengt de rechtbank tot de vraag of verweerder toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiseres geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van het opgestelde beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. De rechtbank acht hierbij van belang hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 6.
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is ongegrond.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 24 september 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:4727), 2 november 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5701) en 1 december 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5870).
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), ( ECLI:NL:RVS:2016:628).
3.Uitspraak van rechtbank Den Haag van 22 februari 2022, (ECLI:NL:RBDHA:2022:1045).