ECLI:NL:RBDHA:2022:7909
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke heroverweging van asielaanvraag en ingangsdatum verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Afghaanse nationaliteitdrager, die op 30 juli 2020 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiser had eerder meerdere aanvragen gedaan, die alle waren afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser op basis van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 ingewilligd, maar de ingangsdatum van de vergunning vastgesteld op 1 augustus 2020, wat eiser niet kon accepteren. Hij stelde dat zijn aanvraag in feite een verzoek om bestuurlijke heroverweging van eerdere afwijzingen was, en dat de vergunning met terugwerkende kracht verleend moest worden vanaf een eerdere datum.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat er geen expliciete aanwijzingen waren dat de aanvraag als een verzoek om bestuurlijke heroverweging moest worden aangemerkt. Eiser had in zijn aanvraag geen expliciete melding gemaakt van een verzoek om heroverweging van eerdere besluiten. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag niet als zodanig kon worden beschouwd, en dat verweerder de ingangsdatum van de vergunning terecht had vastgesteld op 1 augustus 2020. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.