ECLI:NL:RBDHA:2022:7851
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser, geboren op 25 februari 1998. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 april 2022, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een zitting en heeft het onderzoek op 20 juli 2022 gesloten. Eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting meer bestaat, omdat de Nigeriaanse ambassade geen ondersteuning biedt bij zijn uitzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de enkele presentatie bij de ambassade onvoldoende is om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Eiser heeft niet voldoende inspanningen verricht om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen, wat mede aan de maatregel van bewaring ten grondslag ligt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.