ECLI:NL:RBDHA:2022:5962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
NL22.10615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die op 26 april 2022 aan de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, was opgelegd. De maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft op 15 juni 2022 het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het moment van het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De toetsing in deze zaak betreft alleen de periode na het sluiten van het eerdere onderzoek. Eiser heeft aangevoerd dat de voortgangsrapportage onvoldoende inzicht biedt in de procedure en dat hij een opvolgende asielaanvraag wil indienen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen aanleiding is om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is of dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich inspant om het vertrek van eiser te realiseren, maar dat eiser niet meewerkt aan dit proces.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.10615

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 april 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 15 juni 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op 25 februari 1998 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4559, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat de vermelding in de voortgangsrapportage ten aanzien van de presentatie bij de Nigeriaanse ambassade op 3 juni 2022 dat hij is afgehaakt te summier is om inzicht te krijgen in het verloop van de procedure. Daarnaast voert eiser aan dat hij te kennen heeft gegeven dat hij een opvolgende asielaanvraag wil indienen, terwijl dit niet is terug te vinden in de voortgangsgegevens.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder zich inspant om het vertrek van eiser te realiseren, waarbij uit de door eiser aangehaalde passage uit die rapportage in ieder geval blijkt dat hij daaraan niet meewerkt. De stelling van eiser dat hij de wens zou hebben geuit om opnieuw asiel aan te vragen en dat daarmee niets is gedaan, is op geen enkele manier onderbouwd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.