Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.A. Molster (Sagiure Legal B.V.),
1.Procedure
2.Feiten
Working Shareholder(artikel 1.1.37). Artikel 8.1.7 bevat een regeling voor het geval de arbeidsovereenkomst eindigt. Als de reden voor beëindiging is gelegen in de persoon van de werknemer is deze verplicht de ‘vested shares’ in EVA tegen de marktwaarde aan te bieden aan primair EVA en secundair andere aandeelhouders. De ‘unvested shares’ moet de werknemer aanbieden tegen de aankoopprijs. Volgens artikel 8.1.8 moet de
Working Shareholderbij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst die geen verband houdt met de persoon al zijn aandelen in EVA aanbieden tegen de marktwaarde. Per 1 juli 2022 is 1/3e van de aandelen van [eiser] in EVA ‘vested’. Het overige deel (2/3) is ‘unvested’. Volgens artikel 8.1.3 sub b zullen deze aandelen vanaf 18 juni 2021 steeds maandelijks voor de daaropvolgende twee jaren naar evenredigheid ‘vested’ raken.
3.Vordering, grondslag en verweer
4.Beoordeling
Working Shareholderis – weliswaar als gevolg van het einde van de arbeidsovereenkomst in die zin dat hij dan gehouden is een deel van zijn aandelen te verkopen tegen de inkoopwaarde, maar inzage in de gevorderde bescheiden en daarmee zijn participatie in EVA heeft geen invloed op het al dan niet beëindigen van de arbeidsovereenkomst (en andersom). De bescheiden kunnen [eiser] hooguit inzicht bieden in eventuele onrechtmatigheden gedurende het aandelenuitgifteproces en – indien daarvan sprake is – de mogelijkheden om de vergadering van aandeelhouders van EVA voor deze onrechtmatigheden in rechte te betrekken. De band tussen de bescheiden en de arbeidsovereenkomst is daarmee onvoldoende.