Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de Engelse vertaling van de op 24 november 2015 in de Nederlandse taal uitgebrachte dagvaarding, met 20 producties
- de Engelse vertaling van de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van Oetker
- de ‘defence against the plea of non-jurisdiction’ van Cefetra
- de pleidooien in het incident en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen (‘pleading note mr. A. Jumelet in the interim application to the Court or Rotterdam to decline jurisdiction’ en ‘notes of speech of M.M. van Leeuwen’)
- het in het Engels gestelde proces-verbaal (‘official record’) van de pleidooien
- de beslagstukken.
2.De vaststaande feiten in het incident
average bondgesteld en hebben de verzekeraars van Cefetra een
average guaranteegesteld.
3.De vordering in de hoofdzaak
disclosure” in de hoofdprocedure is bereikt althans door de in de hoofdprocedure bevoegde arbiter en/of rechter een bevel met betrekking tot bewijslevering is gegeven, althans dat afschrift en/of inzage zal worden gegeven op een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen wijze,
- gelet op de verklaarde avarij-grosse en de op verzoek van Oetker gestelde garanties is aannemelijk dat Oetker Cefetra zal aanspreken tot betaling van een aandeel in de avarij-grosse zodra de
- Cefetra is niet gehouden om bij te dragen voor zover sprake is van een gebrek aan redelijke zorg voor de zeewaardigheid van het schip bij aanvang van de reis,
- de weigerachtige opstelling van Oetker geeft reden om aan te nemen dat Oetker relevante informatie over de conditie van de scheepsmotoren van de “Belo Horizonte” probeert achter te houden,
- hiermee schaadt Oetker doelbewust de bewijspositie van Cefetra,
- Cefetra wenst op de voet van artikel 843a Rv afschrift van, althans inzage in, de op 28 oktober 2015 beslagen materialen, bescheiden en/of documenten, die voor het bewijs van de oorzaak van de schade van groot belang zijn omdat daaruit kan blijken of het defect al bestond voor aanvang van de reis en of dit defect het gevolg is van nalatigheid van Oetker, zoals een gebrek aan onderhoud.
4.Het geschil in het incident
disclosure” mogelijkheden bestaan. Het is onwenselijk om van Nederland een beslagparadijs voor “
fishing expeditions” te maken door bewijsbeslag aan boord van schepen in Nederland toe te staan in verband met vervoer van lading buiten Nederland en vervolgens op basis van de beslaglegging rechtsmacht aan te nemen. Ook de vorderingen tot vergoeding van beslagkosten kunnen niet tot rechtsmacht van de Nederlandse rechter of bevoegdheid van deze rechtbank leiden.
fishing expedition” maar een noodzakelijke reactie op de ontwijkende, tegenwerkende en oneerlijke opstelling van Oetker.
5.De beoordeling
in het incident
riderbij de bevrachtingsovereenkomst houdt in dat “
All disputes from time to time arising out of this contract” aan arbitrage zijn onderworpen en de cognossementscondities bepalen dat de arbitrageclausule in de bevrachtingsovereenkomst ook deel uitmaakt van de cognossementscondities.
disclosure” in de hoofdprocedure is bereikt althans door de in de hoofdprocedure bevoegde arbiter en/of rechter een bevel met betrekking tot bewijslevering is gegeven, althans dat afschrift en/of inzage zal worden gegeven op een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen wijze.