ECLI:NL:RBROT:2008:BG1066
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid Nederlandse rechter in kort geding inzake bewijsbeslag en rechtsmacht onder EEX-verordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Global Chartering Limited en Sungleam Maritime Limited. Global, gevestigd in Mauritius, vorderde inzage in stukken die door Sungleam, gevestigd in Cyprus, in beslag waren genomen. De vordering was gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de mogelijkheid biedt om inzage te verkrijgen in bescheiden die relevant zijn voor een rechtszaak. Global stelde dat de m.s. 'Pontodamon' niet voldeed aan de garanties in de charterparty, wat leidde tot schade door vertraging en verhoogde bunkerconsumptie. Sungleam betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van bodemaangroei, wat voor risico van Global zou zijn.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter onbevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen. Dit oordeel was gebaseerd op de EEX-verordening, die bepaalt dat de rechterlijke bevoegdheid in internationale geschillen afhankelijk is van de woonplaats van de gedaagde en de plaats waar de schade is ontstaan. Aangezien het geschil tussen een Mauritius gevestigde charterer en een Cyprus gevestigde owner ging, en de oorzaak van de schade niet in Nederland lag, was er geen voldoende relevant aanknopingspunt met de Nederlandse rechtssfeer. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering tot inzage in bescheiden niet kon worden beschouwd als een bewarende maatregel in de zin van de EEX-verordening, en dat het verlenen van het verlof tot het leggen van beslag aan boord van de 'Pontodamon' wel als een bewarende maatregel kon worden aangemerkt.
De uitspraak leidde tot de veroordeling van Global in de kosten van het geding, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kosten onmiddellijk moesten worden voldaan, ongeacht een eventuele hoger beroep.